Posts tonen met het label Godsdienst. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Godsdienst. Alle posts tonen

dinsdag 22 mei 2007

Een sterfdag

Herman de Coninck in Wikipedia

Vandaag is het tien jaar geleden (al weer tien jaar?) dat Herman de Coninck op straat in Lissabon overleed. Er wordt nogal wat aandacht aan besteed, dus een vergeten dichter is hij niet.

Voor mij is hij vooral de schrijver van dit versje:
Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie.
Toen we zeventien jaar geleden met onze poëziegroep begonnen, was dit het openingsgedicht. Korter en effectiever had de functie van poëzie ook niet kunnen worden aangegeven. De Coninck was er steeds op uit de werkelijkheid te vangen in beelden. Hij wordt wel 'de dichter van het zoals' genoemd. In de vergelijking tussen poëzie en een troostende vaderhand schept hij een magische wereld: zowel de handoplegging als het maken van een vers hebben iets van genezing, bezwering van een pijnlijke werkelijkheid. Puur rationeel gezien richt geen van beide iets uit. Maar in beide zit een niet te benoemen kracht: het helpt niet, maar het werkt wel.

Deze week is een tweede vers van de Coninck veel voor me gaan betekenen:
Hoopje moeder voor mijn voeten op de grond.
Waarom ik vandaag niet ter communie was gegaan.
Omdat ik niet meer geloof, gaf ik te verstaan.
Waarne ze gedurende een minuut viel. Daarbeneden mond:

'Nu zit ik met twee doden.
(De eerste mijn vader, pas)
Mezelf zijn blijkt een radicale methode
om pijn te doen. Later, na een jaar of twee

van valium en nooit meer slapen
vraag ik wat ze voor haar verjaardag wil.
Nog eens naar de mis gaan. Ik hoor me weer nee
zeggen. Ik blijf haar oprapen.
Qua stijl verschilt het van het andere gedicht: er is geen ruimte voor beeldspraak, hier volstaat de beschrijving van de verwarrende werkelijkheid. De instortende relatie tussen een moeder en haar zoon is ook niet meer te helen of bezweren met de magische werking van wat dan ook. Hier gaat het niet om een kinderverdrietje, maar om een blijvende pijn. De deernis waarmee dat is opgeschreven geeft aan de in haar consequentheid harde houding van de zoon toch iets milds. Hier is, om met Dimitri Verhulst te spreken, 'de helaasheid der dingen' in het spel: jammer dat het zo moet gaan, maar het is niet anders.

Die realistische maar milde toon typeert het dichterschap van Herman de Coninck. Hij is er populair door geworden, en zal dat nog wel geruime tijd bliven: zijn poëzie wèrkt.

Er is een website Zo helpt poëzie
Daarop o.a. 13 gedichten van De Coninck

woensdag 16 mei 2007

Gelovig blijven

Hier baden mijn oma en mijn moeder
tot Onze Lieve Vrouw

Begin je over 'het geloof', dan ben je er niet in één keer vanaf. Op mijn vorig bericht reageerden twee goede vrienden met opmerkingen die tot een vervolg noden. Jan Verhoeven benadrukt het belang van respect voor de gelovig blijvende medemens; Jan Noort maakt in het verhaal van zij gang door de geloven duidelijk dat je meer dan één keer met lege handen kunt komen te staan. Ondertussen is ook Anja Meulenbelt, op wier weblog dit gesprek over 'geloofsafval' is begonnen, nog met het onderwerp bezig: zij plaatst een gedicht van Herman de Coninck, die wat minder verhullend met zijn moeder omging dan ik heb gedaan. Ik blijf er over nadenken en dus schrijven. Ik probeer me vandaag te verplaatsen in de geest van wie gelovig zijn gebleven.

Een 'hoopje moeder', bleef er over, toen Herman de Coninck had bekend dat hij niet meer geloofde. Mezelf zijn blijkt een radicale methode/om pijn te doen, zo vat hij het intermenselijk aspect van 'geloofsafval' samen: het is een individuele daad van zelfbevestiging, maar die doet je naasten op hun grondvesten schudden. Moeder de Coninck verloor haar zoon ('Nu zit ik met twee doden.') en zag daarmee de laatste glans uit haar leven verdwijnen: zo waren moeders, toen God nog niet uit Yorwerd was verdwenen ...

En zo zijn ze nog, zolang zijn aanwezigheid in Slotervaart en Staphorst als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Voor de een moge hij Allah heten, door de ander met Here worden aangesproken, voor islamieten en gristenen is hij het richtsnoer van het leven, het bindmiddel van de gemeenschap, de redder uit de nood. Wie leiding geeft doet dat in zijn naam, en heeft er voor te zorgen dat geen 'afgoden' de gelovigen van het grote doel afleiden. Dat is in die sfeer de uitleg van 'de boel bij elkaar houden'.

In mijn hart ben ik er dankbaar voor dat ook mijn moeder zo nog heeft kunnen leven. Geteisterd als zij was door ongeluk en tegenslagen zou zij het moeilijk zonder dit houvast volgehouden hebben. Ieder nieuw onheil of de verwachting daarvan deed haar naar jas, hoed en rozenkrans grijpen om in de kapel van Onze Lieve Vrouw lang en heftig om uitkomst te bidden. Zij had dat van haar moeder, die vlak naast de kapel woonde en daar minstens eenmaal daags haar gebeden zei. Naïef, kwezelachtig zelfs? Men mag het zo noemen maar een feit was dat deze vrouwen hier de kracht vandaan haalden waarmee zij hun huishouden op de been hielden en hun kinderen groot brachten. De moeder van God stond garant voor de belofte dat uiteindelijk alles tòch goed zou komen, verbeeldde dus het perspectief dat mensen nodig hebben om harde tijden te overleven.

De monotheïstische godsdiensten zijn alle ontstaan en ontwikkeld in de barre omstandigheden van woestijnvolken die niet zonder overlevingsstrategie konden. Mozes, Christus en Mohammed hebben die in telkens aangepaste vorm aangegeven. Wat zij hun mensen wisten duidelijk te maken was dat alle moeite en labeur tot resultaat zou leiden, dat er vooruitgang zou zijn, en beloning, al was dat laatste iets voor de andere zijde van de levenshorizon. De religie leverde een systeem van waarden met behulp waarvan mensen konden omschrijven wat voor hen 'geluk' betekenden, en reikte een set normen aan waarmee men aan het werk kon om dat geluk te realiseren. Mensen hebben zich niet alleen aan die waarden en normen onderworpen, maar ze ook telkens aangepast aan veranderende omstandigheden. Godsdiensten zijn in de practijk nooit rigide, monolithische stelsels geweest, maar routebeschrijvingen waarin vaak nieuwe wegen ter plekke moesten worden ingetekend.

Ook in de leefwereld van mijn moeder deden zich die veranderingen voor en van vele zag ze de logica in: dat haar dochters meer van hun lichaam lieten zien dan zij gewend was aanvaardde ze zonder veel verzet; als de HH geestelijken daarover bars bleven preken, vond ze dat onzin. Godsdienst is altijd meer
van het volk geweest dan door moderne bestrijders is verondersteld. De macht van pastoors, imams en ayatolla's, die meenden dat zij voor het volk moesten denken, is minder groot geweest dan hun indrukwekkende tractaten doen vermoeden. Juist het aantal en de heftigheid van hun decreten en fatwah's tonen aan dat 'gewone mensen' altijd verdomd eigen-wijs zijn geweest.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat èchte vromen niet vooraan staan, als het om maatschappijkritiek en -verandering gaat. Zij zijn niet direct geneigd om de
antwoorden af te wijzen die hun traditie levert. Zij hebben niet de idee dat zij steeds opnieuw kritisch en diepgaand moeten nadenken over wat mensen zijn, wat ze drijft en wat ze anders zouden moeten doen, zoals Remko van Broekhoven de taak van de filosoof omschrijft. Dat is de houding die veel 'moderne' tijdgenoten zeggen aan te nemen, maar hoe diepgaand hun vragen zijn valt nog te bezien. Dat twijfel voor hen een waarde is en dus bijdraagt tot hun geluk staat buiten kijf. Ze zouden het anderen moeten gunnen dat zij hun geluk meer in zekerheden zoeken.

De column Wat is een filosoof? van Remko van Broekhoven
verscheen
op 3 mei op de website Konfrontatie Digitaal
Jan Verhoeven schrijft over dit onderwerp ook op zijn
weblog Taal en Teken

donderdag 10 mei 2007

Ongelovig worden


Ze staat er nog, mijn oude parochiekerk.
We waren trots op de torens: 60 meter hoog!
Van het oude plein hebben ze een parkeerplaats gemaakt.
Het beeld van het
H. Hart heeft moeten wijken voor de auto.


Ruim veertig jaar geleden ben ik opgehouden met naar de (RK) kerk te gaan. Ik heb dat toen niet aan mijn moeder verteld. Zij was een in-vrome vrouw, die ongetwijfeld op een bekentenis gereageerd zou hebben met: 'Het zal je nog wel thuiskomen'. Als ik bij haar op bezoek was, ging ik naar de zondagsmis, en ik heb zelfs mijn kinderen laten dopen om haar geen verdriet te doen. Dat kreeg ze toch, want mijn dochtertje zei bij zo'n gelegenheid tegen de pastoor: 'Wat heb jij een mooie jurk aan!' Toen wist mijn moeder dat haar kleinkind niets wist van 'het geloof'.

Ik heb me losgemaakt van de Kerk, toen ik vanuit Brabant naar de Randstad verhuisde. Ik zat ineens in de mis met allemaal mensen die ik niet kende en met wie ik zo te zien ook niets krijgen zou. Katholiek zijn betekende in Brabant deel uitmaken van een organische gemeenschap die vanuit dat saamhorigheidsgevoel iedere zondag de kerk als ontmoetingsplaats gebruikte. Het had weinig te doen met theologische hoogstandjes of pauselijke vermaningen; we moesten daar, eerlijk gezegd, zelfs een beetje om lachen. Na een donderpreek gingen we naar huis en zondigden voort.

Gregoriaanse gezangen, meerstemmige missen en al die wierook verloren hun functie, toen de gemeenschap wegviel. Ik ben daarna gaan zoeken naar nieuwe vormen van saamhorigheid (solidariteit is misschien nog een beter woord), want van een rijke roomsche jeugd houd je de behoefte daaraan over. Dat is ook het grote goed dat die opvoeding me nagelaten heeft; je zult mij niet horen kankeren over alles wat me (ook) onthouden is. Dat is 'collateral damage'. Iets van het oude nestgevoel keert terug, als ik in een abdij de liturgie nog eens bijwoon.

Iedereen die zich heeft losgemaakt of is losgeraakt van een dergelijke hechte gemeenschap, heeft, uiteraard met eigen accenten, zo'n proces beleefd: vanuit mijn eigen ervaring heb ik altijd de droefheid kunnen begrijpen van de gestaalde kaders van de CPN bij de afkalving van hun partij.

Op het moment zijn het veel moslims die op deze weg zitten. Er zijn heel wat autochtonen die hun kunnen vertellen dat het hier gaat om een normaal proces van migratie en emancipatie. Die twee dingen staan voorop en zijn m.i. belangrijker dan inburgering en integratie. Die komen wel in orde, want door het veranderingsproces naderen we elkaar. Maar als je daar midden in zit, wil het nog wel eens problemen opleveren; er zijn b.v. moeders .... Laten dan alle witte 'exen' hun eigen Werdegang herdenken, voordat ze oordelen.

Deze tekst is in iets andere vorm op 8 mei
gepubliceerd op het
weblog van Anja Meulenbelt