Posts tonen met het label Sociale beweging. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Sociale beweging. Alle posts tonen

donderdag 30 augustus 2007

Palestina 2007: het rood en het blauw






De jongen die deze steen heeft geschilderd, is erg triest

De steen beschrijft treurigheid.

Het groen staat voor de vlag van Palestina.
Het rood beschrijft bloed.
Het beweegt zich overal heen.

Het druipt ook in het groen.



Voor dit bericht zocht ik een afbeelding van de Palestijnse vlag, en toen vond ik op de
website van het Museum voor vrede en geweldloosheid deze foto en bijschrift. Ze laat een van de stenen zien, zoals die worden beschilderd door kinderen in Bethlehem, in Palestijns gebied dus. Ze komen samen in het kader van het project Tent of Nations (hier). Het materiaal wordt bij elkaar gezocht op een stuk land dat al 23 jaar dreigt te worden gekonfiskeerd. Op die akker worden ook activiteiten met en voor Israëlische kinderen georganiseerd.

Het is niet altijd triestheid wat op de stenen wordt geschilderd. Je staat er van te kijken hoeveel hoop op een vreedzame toekomst bij deze kinderen in leven is gebleven. Meer voorbeelden vind je
hier.

We weten langzamerhand wel hoe getraumatiseerd kinderen uit geweldsituaties kunnen komen. Onze eigen koters, die weinig van deze aard hebben meegemaakt, reageren al met grote angsten en nare dromen op sommige Journaal-items. 'Als groote mensen gaan vechten worden de kinderen bang,' heb ik eens op een kindertekening zien staan. Maar de kleine jongen die ze gemaakt had, stond later verontwaardigd bij de televisie die weer eens puinhopen uit Vietnam had laten zien: "Ze mogen al mijn spaargeld hebben, en daar moeten ze dan scholen van bouwen. En als ze lachen, dan weet ik dat ze liegen.' Hij had de politici al door, maar de toekomst nog niet opgegeven. En het belangrijkste: hij wilde wat doen, in actie komen. Kinderen zien nog alles in een handelingsperspectief, ze geloven nog in kleine stappen, in de maakbaarheid van morgen.

We hebben behoefte aan een Pedagogie van de Hoop heeft Lea Dasberg ons voorgehouden. Het zijn de kinderen die ons de weg daarnaar wijzen. Zoals ook deze jongen uit Bethlehem:





Blauw beschrijft een gezonde omgeving.

De jongen die deze steen heeft beschilderd,
denkt dat als de omgeving
beter wordt,
de Bloemen van Palestina weer uitbundig zullen groeien.

Hij schilderde de Bloemen van Palestina
met een blauwe omgeving.



Je staat ervan te kijken hoeveel mensen zich dit soort boodschappen al aantrekken: telkens weer ontdek je groepen en 'projecten' die ermee aan het werk gaan. Maar nu moeten ze ook als een steen op de maag komen te liggen van de politici, die kunnen bewerken dat op korte termijn het perspectief van de bloemen dat van het bloed vervangt, dat het blauw het rood overspoelt. Als je het nog niet gedaan hebt, maak ze dat duidelijk. Kijk bij het vorige bericht voor de mogelijkheid daartoe
.

Keep hope alive!

woensdag 22 augustus 2007

Gaza 2007: werk aan de winkel


22 augustus 2007


Aan:

de leden van de commissie buitenland van de Tweede Kamer,

de leden van de fractie van de Sociaal Democraten in het Europees Parlement,

de minister-president,

de minister van Buitenlandse Zaken


Van: vul je eigen naam in


Betreft: alarmerende ontwikkelingen in de Gazastrook


Opnieuw doe ik als Nederlands burger een klemmend beroep op ieder die in staat is politieke invloed uit te oefenen op het nationale en internationaal beleid en ertoe bij kan dragen dat in Gaza verdere escalatie en een humanitaire ramp wordt voorkomen.

De afgelopen dagen zijn Nederlandse vertegenwoordigers van een humanitair samenwerkingsproject van Palestijnen en Nederlanders ten behoeve van gehandicapten in Gaza, ter plekke geweest. Onder hen senator Anja Meulenbelt, die op haar weblog verslag doet van zeer alarmerende ontwikkelingen die zich daar voltrekken. Ook in de Nederlandse media beginnen deze berichten door te dringen. De observaties van senator Meulenbelt worden bevestigd door internationale persbureaus.

Na de onregelmatigheden tussen Fatah en Hamas eerder dit jaar heeft de Fatahleiding zich op de Westoever gevestigd en ontvangt Abbas alle steun en medewerking, financieel en militair, van het westen. Hamas heeft er in eerste instantie voor zorggedragen dat in Gaza de rust kon weerkeren. De spanningen tussen aanhangers van Hamas en Fatah lopen echter met de dag meer op. Dit mede door het feit dat de druk van Israel op Hamas, en daarmee op de Gazaanse burgers, enorm toeneemt. Niemand kan de regio meer in of uit. De Israelische veiligheidsmaatregelen bij de grensposten die nog open zijn, zijn verzwaard en volstrekt buiten proportie, ook jegens westerse bezoekers. Palestijnen die dringend medische hulp behoeven in ziekenhuizen over de grens, kunnen die niet meer krijgen. Hierdoor zijn al mensen onnodig overleden. Palestijnen verloren definitief hun werk en dus hun inkomen aan de andere zijde van de grens. De wanhoop is groot. De spanningen slaan daarmee, geheel voorspelbaar, naar binnen.

Incidenten van afgelopen week, zoals het stopzetten van betalingen door de Europese Unie ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening en het stopzetten van benzineaanvoer door Israel – waardoor 1,4 miljoen mensen dagenlang zonder stroom kwamen te zitten - werken als olie op het vuur en maken de situatie in Gaza nog instabieler. Dit alles voltrekt zich onder onze ogen, maar het is kennelijk de prijs die is ingecalculeerd. Om wat te bereiken? Welk doel dient deze politieke koers?

Opnieuw wil ik krachtig protesteren tegen de manier waarop het westen, ook Nederland, zijn oude beleidslijn voortzet en Hamas stelselmatig negeert en isoleert. Het mag duidelijk zijn dat deze lijn jarenlang niets anders heeft opgeleverd dan nog meer onaanvaardbare ellende voor de Palestijnse burgers. Ook de Nederlandse regering conformeert zich aan de Israelisch-Amerikaanse verdeel-en-heerspolitiek. Daarbij worden VN-resoluties genegeerd of geschonden, wordt Israel toegestaan de bezetting van Gaza in feite gewoon voort te zetten. Intussen zitten Palestijnse parlementsleden, gekozen in democratische verkiezingen, voor onbepaalde tijd en zonder proces in Israelische gevangenissen. Hoeveel schendingen van elementaire rechten zijn er nog nodig om het Palestijnse volk te breken? Is dat de bedoeling?

Ook de Nederlandse regering weigert Hamas als gesprekspartner te erkennen en is daarmee in mijn ogen medeverantwoordelijk voor de gevolgen. Als burger van Nederland kan ik me daarmee niet meer verenigen.


Als je de
weblog van Anja Meulenbelt inderdaad hebt bezocht, heb je misschien de 'voorbeeldbrief' gevonden die Clara Legene heeft gemaakt om opnieuw onze politici tot een realistischer en menselijker Midden Oosten-politiek te brengen. Hij staat daar wat verscholen en daarom heb ik hem hierboven herdrukt. De inhoud spreekt voor zich. Ken je de feiten, dan kun je weinig anders dan hem versturen. De e-mail-adressen zijn gemakkelijk via Google te vinden.

Ik herhaal het laatste couplet van Camperts 1975:
Ach
sla ons om de oren
dat we wakker worden
dat niet onze ontroering
in klein geblaat verloren gaat
dat we weer ons bed opnemen
en zwerven met de bedeljongen
met de bedelmeid.
De hoop blijft levend, als we ons de slaap uit de ogen wrijven en iets ongewoons durven doen, en dat betekent in dit geval: in actie komen.
Dat is het begin: ook een lange mars moet het hebben van kleine stappen.

Al die dromen al die jaren: Gaza 2007



Verwilderd
in besneeuwde vlaktes
woestijnen in muren gevangen

de kampen kelders en kooien
waar de ene mens de andere onmens wordt.


Al die dromen al die jaren

steeds weer dat kind op 't platgebrande station
het hoge gillen in de kazerne

waar je stem die mooie vaas werd stukgetrapt.


Anja Meulenbelt is met enkele medewerkers van een Palestijns-Nederlands project voor gehandicaptenzorg naar Gaza geweest. Zij waren de eerste buitenlanders die de mensen daar zagen, sinds Hamas de macht in Gaza heeft overgenomen. Het vervolg krijgt in onze pers, radio en tv maar mondjesmaat aandacht. Maar uit de verslagen die Anja op haar
weblog plaatst blijkt dat de toch al verschrikkelijke situatie onhoudbaar gaat worden. De snoeiharde politiek van Israël isoleert het gebied volkomen, en dat leidt tot interne spanningen die zich ontladen in onderling geweld tussen Palestijnen. En wij in het Westen laten dat begaan. En zijn dus medeschuldig. Tenzij .....

Tenzij we op zijn minst beginnen om ons van de feiten op de hoogte te stellen. En dan niet als 'de koude cameraman' van buiten de hekken, waarover Remco Campert het had in zijn gedicht 1975, maar op een solidaire manier, die meevoelt wat mensen daar ondergaan en tot actie dwingt. Daarom nogmaals: het staat allemaal
hier. Lees dat dus.

vrijdag 4 mei 2007

Het heeft bewogen....


Josef Cantré

Nog liever dan naar foto's kijk ik naar de plaatjes in mijn hoofd.
Daarmee puzzel ik mijn herinneringen bij elkaar.
Compleet met gaten, dus meer zeggend over nu
dan over de tijd van toen.
Ze leveren een gedateerd zelfportret, een collage van
in elkaar overvloeiende beelden
van de jonge man die ik denk te zijn geweest,
en van de oudere die ik nu word geacht te zijn.

Zo gaat het met herinneringen...

[1]

De 'zestiger jaren' overvielen me, toen ik al te oud was om ze ten volle te genieten. Toen ze rond 1965 ècht begonen, was ik al leraar, trouwde ik en kwamen er kinderen. Er was van alles aan de hand: de Mammoetwet zat eraan te komen en in onze school vergaderden en ruzieden we ons naar een fusie met twee ULO's en naar een 'heterogene' brugklas. Ik raakte betrokken bij een project van het Polemologisch Instituut in Groningen en probeerde de academische maar 'kritische' teksten van Ben ter Veer uit te leggen aan de nakomelingen van de liberale elite van Voorburg. Vanuit de Dalton-beginselen en eigen ervaring waagde ik me aan projectonderwijs.

Maar in deze 'grote verhalen' speelde zich het wezenlijke niet af. Achteraf bezien was het belangrijker dat ik nog een stropdas droeg maar wel al een 'raar' jasje; dat we twijfelden of we iedere zondag naar de kerk moesten; en dat ik een baard liet staan die na drie maanden weer werd afgeschoren. Ik zat in een tussenfase, net als een van mijn latere vrienden die trouwde met een enorme hoge hoed en een spaarzaam sikje. Die gespletenheid maakte me knap onzeker: ik deed mijn stropdas af maar voelde me nog lang als een papoea zonder peniskoker; in mijn kast heeft nog jaren een rij snelbinders aan een draad gehangen. Gek eigenlijk dat het besluit om uit de kerk te stappen me geen seconde heeft bezwaard en dat mijn misaal nooit is teruggevonden.

Veel later las ik deze regels van Ida Gerhardt:
..... het heeft bewogen,
het kondigt zich aan.
Daarin vond ik de belofte van die jaren terug: er was iets nieuws op komst.


[2]

In 1971 werd ik met een aantal anderen 'ontdekt' door Ben Evers. Hij vond dat we 'lekker bezig' waren en dus thuishoorden bij School en Wereld/Operatie Injectie. We kregen een taak: doorgaan met wat we deden, maar nu tegen vergoeding van wat lesvrije uren ('taakuren' in onderwijstaal).Van Ben en Rolf Schmidt leerden we dat we deel waren van een beweging, een min of meer bewuste groepering van mensen die via onderwijs en vorming de wereld zo wilden veranderen dat iedereen bewust subject van zijn eigen geschiedenis zou worden. Mondiale vorming noemden we dat, en het bleek er op neer te komen dat we zowel nieuwe onderwerpen (Derde Wereld, Oorlog en Vrede, Milieu) als nieuwe onderwijsvormen (projectonderwijs) dienden te introduceren.

Zo ontstond de Experimenteerurengroep, en inderdaad: wij experimenteerden lustig voort. Maar ons werk kreeg twee nieuwe dimensies: we konden terugvallen op een groep van gelijkgezinden, en wat we deden in de eigen school moest worden 'overgedragen' naar het totale onderwijs. Die opdracht voerde ons binnen in de wereld van het politieke spel rond subsidie-aanvragen, projectverslagem, evaluaties en integratieplannen. We werden tot het middel meegezogen in wat Rolf 'de pudding' noemde, het verraderlijk domein van de grote, vervreemdend en vooral verkokerde 'instituten'. We hadden het soms al niet gemakkelijk met de bezorgde en sceptische blikken van collega's en schoollediders, voortaan keek ook de Minister zelf over onze schouder mee. Gelukkig waren er Ben en vooral Rolf om de 'strategische' aspecten in de gaten te houden.

Veel intenser was de ervaring van het ontluikende groepsgevoel. Er vormde zich een kern die veel en regelmatig bijeenkwam: Ben en Rolf, Adri Maat, Frans Dumaine, Anneke Fokker, Hans van der Kwaak, George Lengkeek en ik. Soms schoof Vincent Hendrikx aan, de man met de grote tas waaruit hij als het uitkwam kleine boekjes opdiepte en je vroeg: "Heb je dìt gelezen?'. Ben maakte van ons een Boekgroep om op te schrijven wat wij deden en welke conclusies daaruit te trekken vielen. Daaraan waren we nog niet toe: voorlopig was het proces belangrijker dan het product. Het 'boek' kwam er wel: een ruwe opzet van verslagen met tussengevoegde ontboezemingen van Ben, dat nooit verder kwam dan een aantal getikte doorslagen. Pas bij Ben's tachtigste verjaardag in een kleine oplage verspreid.

We waren geen koele observatoren of begeleiders van experimenten, we maakten er zelf deel van uit. In feite experimenteerden we vooral met onszelf. En dat deden we niet alleen in de school maar ook in ons privé-bestaan. In die jaren werd vooral door het feminisme het persoonlijke politiek gemaakt, maar ook het omgekeerde gold: maatschappelijke vernieuwingen werden een persoonlijke zaak. Dus we deden alles tegelijk: we studeerden op 'mondiale vraagstukken', probeerden aansluiting te vinden bij wat jongeren bezighield, zochten een gelijkwaardiger relatie met onze leerlingen (en eigen kinderen), stelden onze huizen open voor activiteiten van leerlingen en 'alternatieven' groepen, dus ook voor elkaar. George en Ellen Lengkeek werkten thuis in en met een religieuze basisgroep die een nieuwe vorm van geloofsbeleving probeerde te vinden; George was daarnaast actief in een groep dienstweigeraars die van zijn leerlingen uitging. Ik hield met mijn vrouw iedere week open huis voor leerlingen die acties planden maar vooral uitzochten hoe zij tot een relatie met elkaar en met 'de wereld' konden komen.

Het greep allemaal diep in in onze dagelijkse werkelijkheid, en het kon niet anders of onze partners raakten bij de groep betrokken. Zo kwam Ellen in beeld, en Erica Schmidt en Piet Fokker. Dat bracht nieuwe, vaak zeer persoonlijke verhalen: Erica en Rolf werkten aan een peuterspeelzaal, gerund door ouders; Anneke en Piet brachten in de groep hun kinderwens ter sprake; bij Frans thuis hebben we ons heftig met elkaar gemeten over de vraag welke plaats kerk en religie in ons leven hadden (gehad).

Ons nageslacht, dat in leeftijd reikte van peuter tot puber, manifesteerde zich tijdens het familieweekend in de herfst van 1974 in en om het Koetshuis van 'Spaarnberg' in Santpoort. Bijna drie dagen vormden we een alternatieve gemeenschap waarin de ouders praatten over het werk en zichzelf aan de hand van het thema 'Geweld', en de kinderen zich voornamelijk uitleefden in de loverrijke omgeving. Stadsjongens kregen de beschikking over hoge bomen en een touw en evolueerden prompt tot slingerapen. Jongedames werden boezemvriendinnen en liepen met de armen stevig om elkaars middel kwetterend langs de paden. De hoofdrol werd opgeëist door een klein wit poedeltje met een ongebreidelde behoefte aan modderplassen. De 'viese hont' die dit opleverde moet, afgaande op later gemaakte tekeningen, in de kindergeheugens zijn ingebrand.

We hebben toen veel van onszelf laten zien. Ben legde uit waarom hij alleen was gekomen: Riet en hij hadden besloten hun acties van elkaar gescheiden te houden; ik betreurde dat niet te hebben gedaan, want ik was juist aan een èchtscheiding begonnen. Toen we de jeugd wat vraagjes voorlegden over geweld, kwam er een verbazingwekkend antwoord: kinderen mochten elkáár niet slaan, maar een tikje van de ouders ('niet te hard, hoor') was aanvaardbaar.

Op de laatste avond was er kampvuur. Wat hebben ze gesleept met takken en oude rommel om het zo groot mogelijk te maken. Wat speelden de vlammen een vrolijk spel toen het donker was. En hoe smaakten de gepofte kastanjes en het gegrilde vlees. Boven alles de maan tegen een blauwe lucht met hier en daar een wolkenflard....

Drieëndertig jaar na dato word ik er nog romantisch van, herdroom ik de droom.


[3]

Dat weekend was een 'utopisch moment', zo'n ogenblik waarop je beseft: het kan dus toch. Je hebt een dergelijk teken nodig om te weten dat je in de goede richting gaat. Want een groep wereldverbeteraars heeft daaraan genoeg en kan dan verder zonder gedetailleerd reisplan. Zoals Freek de Jonge zegt: je moet alleen met elkaar op pad gaan als je samen nergens naar toe gaat; want dan kun je niet verdwalen en hoef je dus ook niet bang te zijn.

Ook na drie decennia zie ik de jaren van de Experimenteerurengroep als een aaneenschakeling van dergelijke momenten. Iedere keer als je elkaar gezien en gesproken had, ging je opgewekt naar huis, in staat om er weer volop tegen aan te gaan. Je stond voortdurend strak, met je ene been in de 'pudding', met je andere in je utopie. En je had dus vaak pijn in het kruis. Die spanning viel even weg als je vrijuit met je maten kon spreken over wat je gezamenlijk beoogde en wat daarvan in ieders eiegen situatie was waar te maken. Want je had je eigen besluiten te nemen, de groep besloot slechts om weer bij elkaar te komen. Rolf noemde dat een 'anarchistische manier van werken', en inderdaad: je bleef eigen baas. Maar samen voelde je je als de Titaantjes van Nescio: aardige jongens (en meisjes), die de wereld aankonden. We waren aardig, omdat we elkaar aardig vonden; we konden de wereld aan, omdat we als Nescio's helden de tijd namen om te 'filosoferen tegen het hek van het Oosterpark'.

Wij participeerden in een 'beweging' van een menigte mensen die we kenden, en een nog grotere die we niet kenden, maar die allemaal 'lekker bezig' waren. Je kwam ze tegen en schoof bij ze aan. Wat in de jaren rond 1965 begon duidelijk te worden was dat een grote groep mensen een ontwikkeling doormaakte die hun leven ingrijpend zou vernieuwen. Dat die groep ontstond, groeide en is doorgegaan tot heden is de grote winst van die periode. Het is de fundamentele verandering die we associëren met 'de zestiger jaren'. Dat is de basis waarop alle zichtbare veranderingen steunen: dat er in de school 'mondiale kwesties' aan de orde worden gesteld, dat in 'projecten' leerlingen hun eigen baan trekken, dat ontwikkelingssamenwerking een vaste waarde is geworden, dat het woord 'U' praktisch uit de omgangstaal is verdwenen.

Het lijkt erop dat in de nieuwe eeuw aan die verworvenheden wordt getornd. Maar ik kan nog steeds aanschuiven bij mensen bij wie ik me direct thuisvoel. Er is dus nog altijd een onderstroom en die komt beslist ergens weer boven.

Met dank aan Paul en Marjolein Lengkeek voor hun vragen.
Klik hier voor de tekstvan Freek de Jonge

dinsdag 17 april 2007

Bericht uit Anderland 4



Over Konstantin Kafavis
(1863-1933)
Website van Anderland

Waarlijk een kosmopoliet, die Kafavis. Zijn familie was van Griekse afkomst maar had haar wortels in Turkije. Zijn vader handelde in katoen vanuit Egypte. De zoon kreeg zijn opleiding in Engeland en liet dat merken door zijn Grieks met een Engels accent te spreken. Het grootste deel van zijn leven woonde en werkte hij in Alexandrië, behorend tot het British Empire maar soms in rep en roer door opstanden van Egyptische nationalisten. Een anderlander avant la lettre. Laten we een straat naar hem noemen.

Kafavis was dichter en in zijn werk komt het doorbreken van grenzen voortdurend aan de orde. Het zwerven als geestelijk avontuur is het hoofmotief in zijn beroemde gedicht Ithaka uit 1911. Het is geïnspireerd op de thuisreis van Odysseus, koning van het Ithaka, die na de Griekse overwinning in de Trojaanse oorlog er jaren over deed om de weg naar huis te vinden. Je kunt op zee geen zijpaden inslaan, maar Odysseus is zeker niet recht door zee gegaan: ongeveer alle mogelijke landinsplaatsen schijnt hij te hebben aangedaan. En hij is er niet minder van geworden.

Kafavis gebruikt die bochtige dooltocht als symbool van het menselijke leven dat volgens hem ook geen rechte lijn van A naar B mag zijn:

Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka,
wens dat de weg dan lang mag zijn,
vol avonturen, vol ervaringen.

[...]

Dat er veel zomermorgens zulle komen
waarop je met grote vreugde en genot
zult binnenvaren in onbekende havens .

Ithaka is een wenkend perspectief, een utopie bijna, die als reisdoel nodig is, maar die je niet mag afleiden van wat onderweg te beleven is:

Houdt Ithaka wel altijd in gedachten.
Daar aan te komen is je doel.
Maar overhaast de reis in geen geval.
Beter is dat die jaren duurt,
zodat je oud zult zijn
wanneer je bij het eiland
het anker uitwerpt,
rijk aan wat je onderweg verwierf,
en niet verwachtend
dat Ithaka je rijkdom schenken zal.

Ithaka gaf je de mooie reis.
Was het er niet,
dan was je nooit vertrokken,
verder heeft het je
niets te bieden meer.

En vind je het er wat pover,
Ithaka bedroog je niet.
Zo wijs geworden,
met zoveel ervaring, zul je al
begrepen hebben
wat de Ithaka's beduiden.

Zou Anderland ook zo'n Ithaka zijn?
Ik denk het wel en geniet van de tocht erheen.


We zijn nu met
2442 mensen
onderweg


Geciteerd is uit de vertaling van
Hans Warren en Mario Molegraaf.
Lees de volledige tekst

maandag 9 april 2007

Bericht uit Anderland 2


Sempé, Le petit Nicolas
Website Anderland


'Anderland staat voor de hoop op een betere wereld,

die even oud is als de mens zelf.
De laatste jaren is Anderland wat uit beeld geraakt,
omdat we vooral bezig zijn geweest met de vrees voor een slechtere wereld.'
*

In 1985 vertelde Freek de Jonge in zijn show Stroman & Trawanten
dit verhaal over de kleine Stroman, die van huis was weggelopen:

En ik sjokte de stad in
nergen heen
Dat was een fijn gevoel
om nergens heen te gaan
Altijd als je ergens heen ging
dan was je wel ergens bang voor
Ging je nergens heen
hoefde je nergens bang voor te zijn
Ik kwam een jongen tegen die vroeg:
waar ga je heen
Ik zei: nergens
Hij zei: moet je met mij meegaan!
Ik vroeg: hoezo?
Hij zei: ik ga ook nergens heen!
En binnen de kortste keren
liepen we met een heel groepje nergens heen
Verdwalen kon niet
want dat kan alleen als je ergens heen gaat

En alles hebben die kleine zwervers op straat gehaald!
Weg uit de benauwde kamers.


Er zijn nu 2163 kleine zwervers,
allemaal met minstens twee paspoorten.
Een heel groepje al.


maandag 2 april 2007

Bericht uit Anderland 1




Sinds gisteren heb ik ook twee paspoorten. Ik ben nu niet alleen Neder- maar ook Anderlander. Ik heb niet alleen de Nederlandse maar ook de Andere nationaliteit. Ik ben een Andere geworden, maar niets veranderd.

Dat dank ik allemaal aan de Nederlandse burger Christiaan Roorda, de eerste burger van Anderland. Via een website heeft hij de mogelijkheid geschapen je bij hem te voegen. Als 1110e heb ik daarvan gisteren geprofiteerd; terwijl ik dit schrijf nadert de teller 1200.

Anderland heeft, zoals dat hoort, een wapen en een Latijnse wapenspreuk. In het Nederlands vertaald luidt hij:

Een land is nooit een ballingsoord,
maar wel een ander vaderland.

Je mag je dus overal thuis voelen. Anderland ligt niet 'ergens' maar reist met je mee. Je bent, zoals in de 'loyaliteitsverklaring' staat, 'wereldburger'.

Kort na de Tweede Wereldoorlog, toen ongeveer alle vaderlanden met elkaar op de vuist waren gegaan en probeerden de vrede weer uit te vinden, verscheurde de Amerikaan Gary Davis zijn paspoort en noemde zich voortaan 'Wereldburger nr 1'. De man liep daarna bij alle autoriteiten tegen moeilijkheden op: zonder papieren had hij geen identiteit. Naar de kern vertaald betekent dat: hij was zichzelf niet meer.

Over identiteit en de daarbij horende papieren is het vaderland weer in rep en roer. Het debat laboreert aan een verwarrende gelijkstelling van de begrippen identiteit en nationaliteit. Dat laatste is eigenlijk niet meer dan de aanduiding van de plaats waar je je hoed pleegt of placht op te hangen. Heb je twee kapstokken, dan heb je twee nationaliteiten. Identiteit gaat over wie of wat je bent, beter nog: wie of wat je aan het worden bent. Het is eigenlijk heel goed te vertalen met: geschiedenis, jouw eigen geschiedenis. De lijn daarvan wordt bepaald door alles wat je meemaakt en tegenkomt (ervaring) en door allen met wie je in contact komt (ontmoetingen). Door het totaal van ervaringen en ontmoetingen ben je steeds in verandering.

Op grond van die identiteit kies je voor en tegen mensen en ideeën. Dat noemen we loyaliteit. Dat heeft dus maar heel zijdelings te maken met welke nationaliteit je hebt en al helemaal niks met het aantal paspoorten in je binnenzak.

Een aantal mensen kom je heel frequent tegen en met hen gezamenlijk maak je heel wat mee. Uit dat gemeenschappelijk ervarings- en ontmoetingspatroon ontstaat iets van een collectieve identiteit, die evenmin als de persoonlijke ooit helemaal 'af' zal zijn. 'Alle Nederlanders' kan zo'n collectief zijn waarmee je je vereenzelvigt, 'alle Turken' ook. Maar het is uitzondering als daar iemands eerste identificatie ligt. Je denk veel eerder aan collectiviteiten als 'mijn familie', 'progressieve katholieken', 'linkse Turken' of 'mensen die het culturele erfgoed willen behouden'. Overeenkomsten van dit slag zijn een frekwentere basis voor loyaliteit dan het feit dat je aan dezelfde kapstok je hoed ophangt.

De identiteit van een Turk of Marokkaan, een moslim of een katholiek, een arbeider of een directeur verandert dus als hij in een andere omgeving komt, of hij dat wil of niet. Wij Nederlanders zijn al veranderd door het feit dat zovelen vanuit een ander ervarings- en ontmoetingspatroon naar ons zijn overgekomen. Ook daaraan is niets meer te verhinderen. Al dat gepraat over paspoorten in enkel- of meervoud gaat tegen de geschiedenis in.

Feitelijk doet dat ook de poging om nog andere identiteitspapieren te ontwerpen, zoals een 'historische canon'. Daarin wordt eveneens geprobeerd een collectieve identiteit te fixeren. Dat werkt niet: historische feiten die vergeten zijn, zijn dat omdat ze niet meer van belang zijn na de veranderingen die onze identiteit heeft ondergaan en ondergaat.

Het paspoort van Anderland is een protest tegen dit soort fixaties. Het is een teken dat er nog beweging te brengen is in vastgelopen zaken. Ik zal er hier over blijven berichten.

De teller staat nu op: 1193

vrijdag 30 maart 2007

Een grote partij



Uitslagen van verkiezingen zeggen me al jaren weinig, ook als ze 'aardverschuivingen' te zien geven. Het 'primaat van de politiek', waarover vroeger mensen als Bolkestein en Wöltgens zich druk pleegden te maken, bestaat al lang niet meer, en dus loopt de samenstelling van het parlement altijd achter op de ontwikkeling in de samenleving. De 'politiek' is geen trendsetter meer maar registreert en codificeert wat in de 'maatschappij' al jaren staande practijk is. Zo legitimeerden de abortus- en euthanasiewetten achteraf wat in de illegaliteit een normaal onderdeel van het medisch handelen was geworden.

De stembus en de stemcomputer brengen dus voor de goede verstaander weinig nieuws. Dat Fortuyn indertijd uit het niets naar 26 zetels rende was een klapper van jewelste, maar bleek bij nadere analyse voorspelbaar te zijn geweest, als de trendwatchers en spindoctors de ogen niet alleen op het eigen binnenhuis hadden gericht. En dat politiek ineens ook met moord en doodslag kon worden bedreven lag in de lijn van het afsterven van oude gedragsregels en de introductie van een op directe bevrediging gerichte mentaliteit, waarin het doel ieder middel ging heiligen. Het is onrustig onder de mensen, de maatschappelijke structuren kraken van instabiliteit, en dus kan het niet anders of de politieke vertaling daarvan zal nog jaren ongericht en wisselvallig blijven.

Ook de opkomst van de Socialistische Partij komt allerminst onverwacht. Ik geef graag toe dat het ook mij lang is ontgaan waartoe deze ex-maoïsten in staat waren: tot vorig jaar heb ik gedacht dat de macht van links van de PvdA moest komen, de enige groepering aan die zijde die een substantiëel aantal kamerzetels leek te kunnen bemachtigen. Na haar intrede in de landelijke politiek (1994) groeide de SP weliswaar, maar het ging langzaam en de stembus bleef altijd achter bij de peilingen. Mijn stem ging dus naar lijst 2, zij het met een voorkeur voor Jan Pronk, die de sociaal-democratie van scherpe randjes bleef voorzien. Vrienden namen me dat kwalijk, omdat het zo weinig principiëel was, maar ik antwoordde hen dat ik nu eenmaal stemde met de zakjapanner: politieke macht berust op getallen en procenten. Ik ben pas overstag gegaan, toen vorig jaar bleek dat de macht van de PvdA afhankelijk was van de vorm van de lijsttrekker en zij dus geen vaste basis in de samenleving meer bezat. Alles wees erop dat de SP zich inmiddels hecht in die samenleving had geworteld. Voor een links mens dus tijd om de bakens te verzetten. Mijn vrienden verheugden zich, maar bleven mijn opportunisme wantrouwen.

Gisteren had ik een van hen op de thee. Hem bleek na twee eclatante overwinnigen van wat nu 'onze' partij is de schrik om het hart te zijn geslagen. Ja natuurlijk, het was fantastisch dat het aantal zetels zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer verdrievoudigd was. Maar was dat niet even broos als de mega-winst van de LPF? En Marijnissen werd overal buitenspel gezet: niet in de regeing en nergens een plaats in de Colleges van Gedeputeerden. Al die stemmers hadden verwacht dat de SP macht zou gaan uitoefenen, en zouden, nu dit niet doorging, wel weer snel afhaken. En aan de enorme uitbreiding zat ook een fors gevaar vast: er waren weinig ervaren mensen in de partij en we moesten maar afwachten wat al die nieuwelingen ervan terecht zouden brengen. Jan Marijnissen was tot nu misschien teveel dè man geweest.

Het is op zich al een goed teken dat bij een kopje thee weer op deze betrokken toon over politiek wordt gesproken. Natuurlijk maakte ook Fortuyn de tongen los, en is het noemen van de naam Wilders voldoende om een saaie conversatie aanmerkelijk te verlevendigen. Maar deze matadoren ontlenen hun politieke betekenis aan hun vermogen het ònbehagen van grote groepen mensen te signaleren en te kanaliseren. Geen van beiden is er in geslaagd deze te verbinden met een duidelijk en positief toekomstperspectief. Weliswaar is na de dood van Fortuyn geprobeerd (o.a. door Dick Pels in zijn boek De erfenis van Pim) uit 's mans vele publicaties een sluitende visie te reconstrueren, maar dat is geknutsel achteraf, en het is de vraag of de politieke entrepreneur zelf zijn 'gedachtengoed' zo netjes op een rijtje had. Wat Wilders betreft, die heeft het voorlopig te druk met de discriminerende trom te roeren om ook maar iets buiten dit onderdeel uit te werken. Zo gauw echter Jan Marijnissen en de SP ter sprake komen (en dat gebeurt op momenten en in kringen waar je het nauwelijks verwacht), is er niet alleen waardering voor de ronde toon waarop over misstanden wordt gesproken, maar ook voor de wijze waarop naar èchte oplossingen wordt gezocht. Marijnissen heeft langzamerhand de allure van een staatsman gekregen van wie zonder moeite wordt geaccepteerd dat hij de leiding van de oppositie op zich neemt. Dit komt omdat hij zijn status markeert door te weigeren over bijzaken als dubbele paspoorten te debatteren. Gezien het feit dat hij bij de Statenverkiezingen een nauwelijks noemenswaardig verlies te incasseren kreeg, accepteert 'de kiezer' de uitleg over het niet deelnemen aan het kabinet zonder morren. Het uitblijven van de verzilvering van het succes in de provincies wordt, gezien de voortgaande winst in de peilingen, evenmin erg gevonden.

Er is nog iets wat de SP van 'populistische' groeperingen onderscheidt: er valt bij en met hen te lachen. Vanaf de introductie van de tomaat als symbool van het nee-zeggen tegen de dominante politiek tot de verwerking van van deze vrucht in een voedzame soep voor demonstranten en stakers is er een stroom van gein door de politieke propaganda gegaan, met als hoogtepunten de verschijning op Prinsjesdag van de jonge senator Driek van Vugt met een basketballpetje tussen de malle hoeden van dames-kamerleden en de onweerstaanbare e-mail-filmpjes van Jan Marijnissen bij verkiezingen. Die vrolijkheid wordt wel in verband gebracht met de Brabantse afkomst van de SP-kern, die men kennelijk - als ex-streekgenoot incasseer ik het als een compliment - garant acht voor een luchtige omgang met ernstige zaken. 'Regeren, Jan, en dan maar carnavallen,' zou Wim Kan nu kunnen zingen.

Deze speelse toon sluit echter ook aan bij de 'ludieke' geest die sinds de zestiger jaren als een onderstroom door het goede vaderland gaat. Hij is een wezenlijk kenmerk van een 'tegencultuur', die in de vorm van een constante 'tegenbeweging' de burgerlijke samenleving van de twintigste eeuw belaagd en tenslotte doordesemd heeft. Met die tegenbeweging is de SP meer verbonden dan met de verbeten geschiedenis van het Nederlandse Marxisme, die zo vol is van interne gevechten en afsplitsingen. Men moet er het dikke maar boeiende boek van Kees Slager, Het geheim van Oss (Klik hier), maar op nalezen: de oorspronkelijk rigide maoïstische ideologie van de SP verdween meer en meer naar de achtergrond, toen de 'Brabantse tak' het van de oorspronkelijke Rotterdamse roergangers overnam. Marijnissen en zijn club waren begonnen met 'acties aan de basis' zonder veel theoretisch benul: hun kracht lag in de directe contacten in de wijken en fabrieken van Oss. Deze aanpak vertoont overeenkomsten met het Latijns-Amerikaanse alfabetiserings- en bewustwordingswerk, dat werd opgezet door Paulo Freire en zijn leerlingen, en met de 'social action' die Saul Alinsky in Chicago introduceerde. Het was een informele maar effectieve vorm van opbouwwerk.

Deze organisch verbinding tussen ideologie en practijk van alledag is de SP blijven kenmerken. Er is wel degelijk een 'visie', maar die is niet gewonnen door de geduldige bestudering van Das Kapital of het reciteren uit het Rode Boekje, maar uit de concrete behoeften van groepen mensen, die ontstaan wanneer men hen laat zien dat zij in staat zijn hun eigen problemen grotendeels zelf op te lossen. Actie als deze geeft een duidelijk 'handelingsperspectief', waarin wel gewerkt wordt aan de hand van uiterst practische 'boodschappenlijstjes', maar deze plaatst in het licht van fundamentele 'waarden' als autonomie, solidariteit en vrijheid. Geen gedetailleerde voorstellingen dus van een 'klassenloze maaatschappij' maar het aangeven van een richting waarvoor men in de eigen situatie kiest.

Ook toen veel aandacht moest worden besteed aan de politieke vertaling naar het landelijk nivo, is bij de SP deze aanpak op locatie fundamenteel gebleven. Daardoor werd een vaste kern van partijleden en -kader gevormd, die de basis legde voor het enorme succes dat na dertig jaar zich aandient. Dat zal waarschijnlijk de partij ook tot een blijvertje maken: zij is geworteld in de samenleving, heeft een ervaringsdeskundigheid om van te watertanden en voldoende gekwalificeerde mensen om zich op de 'hogere' niveaux te handhaven. We kunnen rustig aannemen dat zij zich definitief als 'grote' politieke partij heeft gevestigd. Van alle 'grote partijen' is zij zelfs de enige die op korte termijn echte winstkansen lijkt te hebben. Het drama dat zich voltrekt aan de PvdA is bekend: door eigen onvermogen en de kracht van de SP wordt zij binnekort een van de kleinere linkse partijen. Balkenende rekent zich rijk dat hij met zijn CDA wéér 'goud' gewonnen heeft, maar hij heeft zich wel meer verheugd over een dooie mus: ook zijn partij verliest zetels, en zal verder afbrokkelen nu zich ook voor haar in de CU een alternatief aandient. De VVD zakt af naar de middelmaat die bij haar kwaliteiten past, en de PVV van Wilders blijft voorshands bij de kleine partijen horen, waaronder ze opvalt door haar grote mond.

Neen, er zit weer beweging in de linkse politiek. Dat zal er ongetwijfeld toe leiden dat in de komende jaren een aantal denkbeelden en practijken van de tegenbeweging weer aan de orde kunnen worden gesteld, en wellicht zelfs door het parlement gelegitimeerd. Want die beweging is natuurlijk gewoon doorgegaan. De SP is daarvan het beste bewijs.

maandag 12 maart 2007

We gaan allemáál zeggen wat we denken!


In ons politieke huis rinkelen weer eens de ruiten. En opnieuw komt het rumoer van de rechter zijde. De vorig jaar nog zo eenzame Geert Wilders heeft daar gezelschap gekregen van een achtkoppig achtergrondkoortje, waardoor zijn blafferig geluid aanmerkelijk meer body heeft. En net als tijdens de episode-Fortuyn weet onze politieke elite niet wat te doen. Ze constateert slechts verschrikt dat iedere keer als Wilders een nummertje maakt dat door 'het volk' luidkeels wordt toegejuicht. Op de door opiniepeilers aangeleverde hitlijsten beheerst hij moeiteloos de Top-10.


Natuurlijk, het kan nog blijken dat de PVV, zoals de LPF, geen lang leven beschoren is. Mannen als Fortuyn en Wilders zijn typische solisten en hebben vaak de daarbij passende kapsones. Scheuringen in hun organisatie - als die er al is - zijn daarom schering en inslag.
We moeten er maar niet op gokken. Vergeleken met de 'goddelijke kale' is de blaffende blonde een stuk radicaler, vulgairder en daardoor gevaarlijker. Waar Fortuyn nog ageerde tegen de 'linkse kerk' en de democratie wilde 'herstellen' door de hogepriesters daarvan af te zetten, daar richt Wilders zijn pijlen op het héle politieke establishment, omdat alle gevestigde partijen niet langer 'de wil van het volk' zouden vertolken. En accepteerde de eerste de aanwezigheid van allochtonen nog als een gegeven feit, voor Wilders staat het vast dat zij met hun godsdienst en hun hele hebben en houen uit het land dienen te verdwijnen. Zijn aanvallen op minderheden bestaan zowel uit generalisaties, waarin b.v. àlle islamieten in de fundamentalistische hoek worden gezet, als uit beshuldigingen tegen met name genoemde personen, die (ten onrechte) als bewijsmateriaal worden gebruikt om twijfel te zaaien aan de loyaliteit van de groep waaruit zij voortkomen.


Mensen, gewend door nadenken nuances in hun overtuiging aan te brengen, hebben het maar moeilijk met dit soort debaters. De argumenten van hoofd en hart overstemmen nauwelijks oprispingen uit de onderbuik: negen boerende en scheten latende individuen onder het publiek maken van iedere beschaafde spreker een lachertje. Sterker nog: noem je het geluid dat zij voortbrengen bij zijn ware naam, dan wordt dat in je nadeel gebruikt, want het zou getuigen van minachting van 'het volk' dat nu eenmaal zijn eigen taal heeft. Wilders c.s. bekennen zich tot de klare taal, waarin gezegd wordt wat men denkt. Dus als men vindt dat de islamitische religie en cultuur 'minderwaardig' zijn, dan zegt men dat en wordt vervolgens door het lawaai dat men erbij maakt ervan overtuigd dat dit de waarheid is, de volle en de enige waarheid. De enige 'klare taal' is voor deze lieden die waarin hùn mening (= hùn gelijk) wordt verkondigd. Wat een ander daar tegen in probeert te brengen is bij voorbaat niet waar en dus geen 'klare taal'.


Op dit type in zichzelf besloten redeneringen krijgt je nauwelijks vat. Het heeft geen zin om op vriendelijk blijvende toon in te gaan tegen elk onderdeel ervan. Nog minder bereik je met terugschelden, want daarin zijn de klaretalers je per definitie de baas. En op de achterhand hebben zij een argument paraat dat in een democratie beslissend lijkt: 'het volk' is het met hen eens, kijk maar naar de laatste opiniepeiling.


Wat te doen? Ik zou zeggen: om te beginnen onszelf blijven en niet in paniek raken. We moeten maar als feit aanvaarden dat we moelijke tijden doormaken, waarin weinig zekerheden onbetwijfeld blijven. Dat zal nog wel een halve eeuw zo doorgaan. Onze beschaving, hoe 'dominant' ook, zal daardoor veranderen, maar in haar wezen niet aangetast worden. Ten onrechte gebruiken we de versregel van Lucebert: Alles van waarde is weerloos als rechtvaardiging voor de angst dat onze cultuur op vallen staat. Ja zeker, er is gevaar, maar we zijn niet weerloos. De confrontatie met het gevulgariseerde fundamentalisme van zowel extreme moslims als van vooral ultra-rechtse groepen uit eigen kring zal in ieder geval zweet en tranen maar waarschijnlijk ook heel wat bloed kosten. Beide komen zij voort uit een paradoxaal maar explosief mengsel van superioriteits- en minderwaardigheidsgevoelens: voor jezelf weten dat je de beste bent, maar dat anderen dat niet willen erkennen maakt grijpen naar geweld verleidelijk. Beschadiging van onze beschaving is te verwachten van Al Qaida èn van de PVV.

Er zijn heel wat mensen die dat denken. Het wordt dus tijd dat we het gaan zeggen. Ook wij dienen klare taal te gebruiken, en dat kunnen we, want we beschikken over zeer beschaafde maar duidelijke woorden om ons punt te maken:
racisme en dictatuur. Wilders marcheert misschien (nog) niet af op de verheffing van een Herrenrasse, maar met zijn hameren op de 'dominantie' van wat hij de Westerse beschaving noemt, komt hij dicht in de buurt van een Herrenkultur. Zonder Het Dagboek van Anne Frank uit de kast te halen of op een andere wijze verband te leggen met nazisme en fascisme kunnen we in ronde woorden aangeven dat het hier gaat om een poging het ongelijkheidsprincipe tot grondslag van onze sociaal-culturele en politieke verhoudingen te maken. Je kunt op vijf vingers natellen dat dit een racistische maatschappij oplevert, die per definitie niet meer democratisch, laat staan rechtstatelijk zal zijn. Wat Wilders wil is in feite een eigen, geseculariseerde versie van de sharia.

Dit zo maar zeggen zal niet alle kiezers van de PVV overtuigen. Het blijft teveel taal van en voor een politieke
incrowd. Maar er is wel degelijk een methode om het over het voetlicht te brengen. Men zou met Wilders op een socratische manier moeten debateren, d.w.z. serieus nemen wat hij zegt en dan doorvragen op de consequenties daarvan. Als hij aan de orde stelt dat de Moslims ons land dienen te verlaten, helpt het blijkbaar weinig om op de onrechtvaardigheid of ongrondwettigheid van dit programmapunt te wijzen, maar men maakt wel een heleboel duidelijk door de simpele vraag naar de uitvoerbaarheid ervan: welke maatregelen moeten worden genomen?; hoeveel drang en dwang wordt daarbij ingecalculeerd?; welke macht moet aan autoriteiten en instellingen worden gegeven om 'op te treden'?. Bij de beantwoording van deze vragen zal blijken dat een dergelijk voornemen alleen uitvoerbaar is binnen de settings van een tamelijk autoritaire staat. Gaat de koers op één punt in die richting, dan zullen andere volgen: waarom niet streng optreden tegen àlle 'afwijkingen', ook tegen die van 'gewone' burgers?

Gewoonlijk zijn gevolgen als deze door agitators nauwelijks voorzien: zeggen wat je denkt is vaak schreeuwen wat je te binnen schiet. Om niet in dezelfde kuil te vallen, zullen wij ook op een positieve manier de problemen aan moeten pakken. Onafhankelijk van de bestrijding van racisme en dictatoriale neigingen zullen we moeten werken aan het ontwerpen en opbouwen van een maatschappij waarin we als gelijken prettig en voordelig met elkaar kunnen leven, werken en liefhebben, zoals Karin Adelmund het placht te zeggen. Uitgangspunt moet daarbij zijn dat we het zullen moeten en zullen doen met al degenen die al binnen onze grenzen zijn, en met de velen die nog zullen komen: de multiculturele samenleving is een realiteit, de enige vraag is of we er iets zinnigs van kunnen maken. Zonder dralen moet daarom gewerkt worden aan maatregelen die een
feitelijke gelijkwaardigheid tussen alle geledingen mogelijk maken, en moeten vooral die practische initiatieven, ook kleinschalige, worden ondersteund die de dagelijkse contacten tussen mensen en groepen van mensen verbeteren. Clubjes die samenkomen, al is het maar om koffie te drinken, zijn (subsidie-)goud waard. Er zou veel gewonnen zijn als we 'integratie' en 'inburgering' uit de verstikkende sfeer van 'stappenplannen' en 'burgerschapstests' konden halen.

Wat de dag van morgen betreft: men zou Wilders eens moeten ondervragen over het lidmaatschap van zijn partij: staat dat open voor mensen met twee paspoorten?; kunnen die functies bekleden of zich verkiesbaar stellen voor de Kamers?; en Moslims met één paspoort, zijn ze welkom in de PVV?. Als op deze vragen ontkennend wordt geantwoord, gaan wí'j natuurlijk niet dicrimineren: aan de SGP is de rijkssubsidie ontnomen vanwege discriminatie op sexe, dus zal nu hetzelfde met de PVV moeten gebeuren wegens discriminatie op religie en afkomst. Het lijkt een mooie casus om de dialoog met de geachte afgevaardigde Wilders te beginnen.