zaterdag 31 maart 2007

Jammer, Jan, en nu niet carnavallen!


Jan Marijnissen heeft net
in de spiegel gekeken

Jan Marijnissen heeft met 'De Telegraaf'' gesproken (Klik hier). Ik heb hier eerder over hem geschreven als ware hij een staatsman van allure, maar dat imago heeft hij nu zelf deerlijk beschadigd. Als voorbeeld van zijn veronderstelde wijsheid noemde ik zijn weigering te debatteren over een bijzaak als de dubbele paspoorten. Juist op dat punt gaat hij nu aan het draaien: het zou toch in het kader van hun 'voorbeeldfunctie' een 'dikke plus' zijn als de door Wilders geattaqueerde staatssecretarissen hun buitenlands paspoort inleverden. Het ergste is dat Marijnissen zijn andere opstelling in de Kamer rechtvaardigt door te zeggen dat hij niet in 'het kamp van Wilders en de VVD' terecht wilde komen.

Dit nu is pure
draaikonterij: in de Kamer keurig links en in 'De Telegraaf' daarna rechtsaf slaan, dat lijkt veel op een manoeuvre van het soort dat Marijnissen zo graag aan Bos verwijt. De eerste lezerscommentaren vloeien al over van dit verwijt. Andere heten 'Jan' c.s. hartelijk welkom bij de verstandige mensen van de PVV. Tel uit je winst.

Ik hoop dat Marijnissen, als hij vandaag in de spiegel kijkt, inderdaad van zichzelf schrikt. Aan de hoofdlijn van mijn mening over de SP verandert niets: de partij en haar leider hebben nog steeds de potentie die ik haar toedicht. Maar zij moeten hun geloofwaardigheid niet op het spel zetten! Die geloofwaardigheid is hùn voorbeeldfunctie.

vrijdag 30 maart 2007

Een grote partij



Uitslagen van verkiezingen zeggen me al jaren weinig, ook als ze 'aardverschuivingen' te zien geven. Het 'primaat van de politiek', waarover vroeger mensen als Bolkestein en Wöltgens zich druk pleegden te maken, bestaat al lang niet meer, en dus loopt de samenstelling van het parlement altijd achter op de ontwikkeling in de samenleving. De 'politiek' is geen trendsetter meer maar registreert en codificeert wat in de 'maatschappij' al jaren staande practijk is. Zo legitimeerden de abortus- en euthanasiewetten achteraf wat in de illegaliteit een normaal onderdeel van het medisch handelen was geworden.

De stembus en de stemcomputer brengen dus voor de goede verstaander weinig nieuws. Dat Fortuyn indertijd uit het niets naar 26 zetels rende was een klapper van jewelste, maar bleek bij nadere analyse voorspelbaar te zijn geweest, als de trendwatchers en spindoctors de ogen niet alleen op het eigen binnenhuis hadden gericht. En dat politiek ineens ook met moord en doodslag kon worden bedreven lag in de lijn van het afsterven van oude gedragsregels en de introductie van een op directe bevrediging gerichte mentaliteit, waarin het doel ieder middel ging heiligen. Het is onrustig onder de mensen, de maatschappelijke structuren kraken van instabiliteit, en dus kan het niet anders of de politieke vertaling daarvan zal nog jaren ongericht en wisselvallig blijven.

Ook de opkomst van de Socialistische Partij komt allerminst onverwacht. Ik geef graag toe dat het ook mij lang is ontgaan waartoe deze ex-maoïsten in staat waren: tot vorig jaar heb ik gedacht dat de macht van links van de PvdA moest komen, de enige groepering aan die zijde die een substantiëel aantal kamerzetels leek te kunnen bemachtigen. Na haar intrede in de landelijke politiek (1994) groeide de SP weliswaar, maar het ging langzaam en de stembus bleef altijd achter bij de peilingen. Mijn stem ging dus naar lijst 2, zij het met een voorkeur voor Jan Pronk, die de sociaal-democratie van scherpe randjes bleef voorzien. Vrienden namen me dat kwalijk, omdat het zo weinig principiëel was, maar ik antwoordde hen dat ik nu eenmaal stemde met de zakjapanner: politieke macht berust op getallen en procenten. Ik ben pas overstag gegaan, toen vorig jaar bleek dat de macht van de PvdA afhankelijk was van de vorm van de lijsttrekker en zij dus geen vaste basis in de samenleving meer bezat. Alles wees erop dat de SP zich inmiddels hecht in die samenleving had geworteld. Voor een links mens dus tijd om de bakens te verzetten. Mijn vrienden verheugden zich, maar bleven mijn opportunisme wantrouwen.

Gisteren had ik een van hen op de thee. Hem bleek na twee eclatante overwinnigen van wat nu 'onze' partij is de schrik om het hart te zijn geslagen. Ja natuurlijk, het was fantastisch dat het aantal zetels zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer verdrievoudigd was. Maar was dat niet even broos als de mega-winst van de LPF? En Marijnissen werd overal buitenspel gezet: niet in de regeing en nergens een plaats in de Colleges van Gedeputeerden. Al die stemmers hadden verwacht dat de SP macht zou gaan uitoefenen, en zouden, nu dit niet doorging, wel weer snel afhaken. En aan de enorme uitbreiding zat ook een fors gevaar vast: er waren weinig ervaren mensen in de partij en we moesten maar afwachten wat al die nieuwelingen ervan terecht zouden brengen. Jan Marijnissen was tot nu misschien teveel dè man geweest.

Het is op zich al een goed teken dat bij een kopje thee weer op deze betrokken toon over politiek wordt gesproken. Natuurlijk maakte ook Fortuyn de tongen los, en is het noemen van de naam Wilders voldoende om een saaie conversatie aanmerkelijk te verlevendigen. Maar deze matadoren ontlenen hun politieke betekenis aan hun vermogen het ònbehagen van grote groepen mensen te signaleren en te kanaliseren. Geen van beiden is er in geslaagd deze te verbinden met een duidelijk en positief toekomstperspectief. Weliswaar is na de dood van Fortuyn geprobeerd (o.a. door Dick Pels in zijn boek De erfenis van Pim) uit 's mans vele publicaties een sluitende visie te reconstrueren, maar dat is geknutsel achteraf, en het is de vraag of de politieke entrepreneur zelf zijn 'gedachtengoed' zo netjes op een rijtje had. Wat Wilders betreft, die heeft het voorlopig te druk met de discriminerende trom te roeren om ook maar iets buiten dit onderdeel uit te werken. Zo gauw echter Jan Marijnissen en de SP ter sprake komen (en dat gebeurt op momenten en in kringen waar je het nauwelijks verwacht), is er niet alleen waardering voor de ronde toon waarop over misstanden wordt gesproken, maar ook voor de wijze waarop naar èchte oplossingen wordt gezocht. Marijnissen heeft langzamerhand de allure van een staatsman gekregen van wie zonder moeite wordt geaccepteerd dat hij de leiding van de oppositie op zich neemt. Dit komt omdat hij zijn status markeert door te weigeren over bijzaken als dubbele paspoorten te debatteren. Gezien het feit dat hij bij de Statenverkiezingen een nauwelijks noemenswaardig verlies te incasseren kreeg, accepteert 'de kiezer' de uitleg over het niet deelnemen aan het kabinet zonder morren. Het uitblijven van de verzilvering van het succes in de provincies wordt, gezien de voortgaande winst in de peilingen, evenmin erg gevonden.

Er is nog iets wat de SP van 'populistische' groeperingen onderscheidt: er valt bij en met hen te lachen. Vanaf de introductie van de tomaat als symbool van het nee-zeggen tegen de dominante politiek tot de verwerking van van deze vrucht in een voedzame soep voor demonstranten en stakers is er een stroom van gein door de politieke propaganda gegaan, met als hoogtepunten de verschijning op Prinsjesdag van de jonge senator Driek van Vugt met een basketballpetje tussen de malle hoeden van dames-kamerleden en de onweerstaanbare e-mail-filmpjes van Jan Marijnissen bij verkiezingen. Die vrolijkheid wordt wel in verband gebracht met de Brabantse afkomst van de SP-kern, die men kennelijk - als ex-streekgenoot incasseer ik het als een compliment - garant acht voor een luchtige omgang met ernstige zaken. 'Regeren, Jan, en dan maar carnavallen,' zou Wim Kan nu kunnen zingen.

Deze speelse toon sluit echter ook aan bij de 'ludieke' geest die sinds de zestiger jaren als een onderstroom door het goede vaderland gaat. Hij is een wezenlijk kenmerk van een 'tegencultuur', die in de vorm van een constante 'tegenbeweging' de burgerlijke samenleving van de twintigste eeuw belaagd en tenslotte doordesemd heeft. Met die tegenbeweging is de SP meer verbonden dan met de verbeten geschiedenis van het Nederlandse Marxisme, die zo vol is van interne gevechten en afsplitsingen. Men moet er het dikke maar boeiende boek van Kees Slager, Het geheim van Oss (Klik hier), maar op nalezen: de oorspronkelijk rigide maoïstische ideologie van de SP verdween meer en meer naar de achtergrond, toen de 'Brabantse tak' het van de oorspronkelijke Rotterdamse roergangers overnam. Marijnissen en zijn club waren begonnen met 'acties aan de basis' zonder veel theoretisch benul: hun kracht lag in de directe contacten in de wijken en fabrieken van Oss. Deze aanpak vertoont overeenkomsten met het Latijns-Amerikaanse alfabetiserings- en bewustwordingswerk, dat werd opgezet door Paulo Freire en zijn leerlingen, en met de 'social action' die Saul Alinsky in Chicago introduceerde. Het was een informele maar effectieve vorm van opbouwwerk.

Deze organisch verbinding tussen ideologie en practijk van alledag is de SP blijven kenmerken. Er is wel degelijk een 'visie', maar die is niet gewonnen door de geduldige bestudering van Das Kapital of het reciteren uit het Rode Boekje, maar uit de concrete behoeften van groepen mensen, die ontstaan wanneer men hen laat zien dat zij in staat zijn hun eigen problemen grotendeels zelf op te lossen. Actie als deze geeft een duidelijk 'handelingsperspectief', waarin wel gewerkt wordt aan de hand van uiterst practische 'boodschappenlijstjes', maar deze plaatst in het licht van fundamentele 'waarden' als autonomie, solidariteit en vrijheid. Geen gedetailleerde voorstellingen dus van een 'klassenloze maaatschappij' maar het aangeven van een richting waarvoor men in de eigen situatie kiest.

Ook toen veel aandacht moest worden besteed aan de politieke vertaling naar het landelijk nivo, is bij de SP deze aanpak op locatie fundamenteel gebleven. Daardoor werd een vaste kern van partijleden en -kader gevormd, die de basis legde voor het enorme succes dat na dertig jaar zich aandient. Dat zal waarschijnlijk de partij ook tot een blijvertje maken: zij is geworteld in de samenleving, heeft een ervaringsdeskundigheid om van te watertanden en voldoende gekwalificeerde mensen om zich op de 'hogere' niveaux te handhaven. We kunnen rustig aannemen dat zij zich definitief als 'grote' politieke partij heeft gevestigd. Van alle 'grote partijen' is zij zelfs de enige die op korte termijn echte winstkansen lijkt te hebben. Het drama dat zich voltrekt aan de PvdA is bekend: door eigen onvermogen en de kracht van de SP wordt zij binnekort een van de kleinere linkse partijen. Balkenende rekent zich rijk dat hij met zijn CDA wéér 'goud' gewonnen heeft, maar hij heeft zich wel meer verheugd over een dooie mus: ook zijn partij verliest zetels, en zal verder afbrokkelen nu zich ook voor haar in de CU een alternatief aandient. De VVD zakt af naar de middelmaat die bij haar kwaliteiten past, en de PVV van Wilders blijft voorshands bij de kleine partijen horen, waaronder ze opvalt door haar grote mond.

Neen, er zit weer beweging in de linkse politiek. Dat zal er ongetwijfeld toe leiden dat in de komende jaren een aantal denkbeelden en practijken van de tegenbeweging weer aan de orde kunnen worden gesteld, en wellicht zelfs door het parlement gelegitimeerd. Want die beweging is natuurlijk gewoon doorgegaan. De SP is daarvan het beste bewijs.

Een verjaardag


Siegfried Woldhek

Op 30 maart 1944 werd in een negorij in het Oosten des lands de latere literator Gerrit Komrij geboren.
Herdenken wij dit met gepaste gevoelens van eerbied en spot.
De man schrijft met vele pennen en uit ieder daarvan vloeit veel behartenswaardigs, en soms regelrechte onzin.
Zo hoort het ook. Een schrijver mag niet eenkennig zijn. En moet risico's nemen, dus durven uitglijden.
Roem is een raar ding, en niet te voorspellen.
Maar het is welhaast zeker dat 'De Dikke Komrij' de vleselijke zal overleven.

zondag 25 maart 2007

Bezigheden buitenshuis


Herkomst

Opgedragen aan
Stan van Houcke
Als je niet bang bent voor schokkende beelden, klik dan
hier

vrijdag 16 maart 2007

Een demon demoniseren


Geert Wilders

Ik begrijp uit persberichten dat de Heer Wilders het woord 'demoniseren' weer eens van stal heeft gehaald (Klik hier). Hij heeft dat gedaan in Kamervragen n.a.v. de debatavond op 21 maart waarover ik op 12 maart hier een bericht heb geplaatst. Wilders bewijst mij de eer met zijn interventie mijn analyse van zijn discussie-techniek te bevestigen: hij trekt de zaak zo naar zich toe dat hij en niemand anders gelijk heeft. Jammer genoeg lopen zijn opposanten toch weer in de val: zij gaan op verontwaardigde toon zijn kijverijen te lijf en beschuldigen hem ervan ieder debat onmogelijk te maken. Dat had de leider van de negenmansfractie hùn nu juist verweten, zodat weer een irritant en onvruchtbaar nietes-welles gaat ontstaan. Waarom niet op socratische wijze de goede man uitgedaagd een definitie van 'demoniseren' te geven, vervolgens vragenderwijs aan te tonen dat alle 'demonische' elementen in zijn opvattingen besloten liggen, om dan te concluderen dat 'demoniseren' in dit geval niet meer betekent dan 'definiëren van een demon'.
Moeilijk? Zeker, maar je gaat in de politiek of bent politiek actief om moeilijke dingen aan zoveel mogelijk mensen uit te leggen. Dat is wat anders dan in je studeerkamer een speech bedenken en die vervolgens in een zaaltje voorlezen.

woensdag 14 maart 2007

Mijn jonge vriend de landloper


Rik op stap met de computer

Wat mij het eerst opviel aan mijn jonge vriend Rik was zijn belezenheid in de werken van Godfried Bomans en Maarten Toonder. Vroeger, toen hij nòg jonger was, sprak hij je graag toe in de taal van hun stripfiguren. Nu moet je alleen nog oppassen als hij verhalen over jou vertelt, want voor je het weet lijk je op Pieter Bas of Ollie B. Bommel. Maar och, het is niet kwaad bedoeld, en als de jongen er nou plezier in heeft.
Sinds in 2000 het verbod op landloperij is opgeheven, doet Rik af en toe stoer: hij zet een petje op, trekt stevig schoenen aan en gaat op stap. Zijn moeder, die mijn buurvrouw is, zet dan een kaars op de boekenkast die ik haar cadeau gedaan heb, en zendt gebeden voor zijn behouden terugkeer op. Het zwerven is voor haar zoon nog een hele klus, want hij is verslaafd aan de computer en die moet dus mee op al zijn tochten. Hij gaat er diep gebukt onder.
De buurt is wel blij, als hij een tijdje landloopt. Ze zijn daar nog niet vergeten wat hij allemaal overhoop heeft gehaald, toen hij op het idee kwam, dat een gezamenlijke daktuin zo goed voor de sociale cohesie zou zijn. Want hij hangt nog de prettig gestoorde ideologie van de zestiger jaren aan en is dus een ferm voorstander van hippe theeceremonies en barbecues. Dus is hij 'aktie' gaan voeren. Toen daarvan woningbouwvereniging en deelraad helemaal gek geworden waren, hebben ze hem zijn tuin maar gegeven. Rìk zit daar nu vaak in en ontvangt gasten voor een lekkere kop koffie en een stuk zelf gebakken, biologisch verantwoorde appeltaart. Als hij hele goeie zin heeft, maakt hij een complete maaltijd voor je aan de hand van een van zijn vele kookboeken. Je kunt een afspraak met hem maken.
Over dit alles heeft hij een website gemaakt. Klik maar eens hier Daarop vind je van alles en nog wat, inclusief goede raad voor het geval je ook verslaafd wilt raken aan de computer. Eerlijk is eerlijk: hij is een goede gids op de digitale snelweg. Daarop heeft hij mij aan het landlopen gekregen, nadat hij had uitgelegd dat je erbij kunt blijven zitten.

maandag 12 maart 2007

Alles is leesbaar te maken


Paul van Ostaijen (1896-1928)

Ach, mijn ziel is louter klanken
In dit uur van louter kleuren;

Klanken, die omhoge ranken
In een dolle tuin van geuren.


De dichter Paul Ostayen, geëerd als een groot poëzievernieuwer, kwam uit de wereld van Guido Gezelle. Als de oude meester zoog hij zich vol met klanken, kleuren en geuren en probeerde hij voor de sensaties die hij daarvan onderging, woorden te vinden. Anders dan bij Gezelle, die vergroeid was met de vrije natuur, verwoordde van Ostaijen de indrukken van de grote stad. Wat hij daar hoorde, zag en rook gaf hij weer in verzen van een nog tamelijk traditioneel karakter. Ziehier een fragment van zijn beschrijving van een koffiehuis met 'levende muziek':

Razend. Gedwarrel van stemmen, tot één geraas vergroeid.
Hoge klarinetklanken. Saksofoongeluiden en wat rest
daartussen: geweldig koperen orkest.

De buffetjuffrouw dromend. Heimwee of verlangen?
Alles is hier een open raadsel. De oplossing echter vindt
geen.
Zacht autoritair de waard. Simbool ven toekomst en
verleen.

[...]

Goed gezien en gehoord, maar allerminst opzienbarend opgeschreven. Het was voor de dichter allengs niet voldoende. Poëzie = woordkunst, noteerde hij en woorden bleven dus zijn materiaal, woorden, niet: gedachte, geest, fraaie zinnen. Zijn poëzie is eenvoudig een in het metafysische geankerd spel met woorden. Met die woorden speelde hij als een jongleur met vuurfakkels.
Zijn gedichten gaan er nu heel anders uit zien. Mooiste voorbeeld: zijn beroemde 'Boem. Paukeslag'. Op 'normale' wijze opgeschreven krijg je dit:

Boem
Paukeslag
daar ligt alles plat
o o
weer razen violen celli bassen koper triangel
trommels pauken
razen rennen razen rennen razen rennen

stop!
drama in volle slag hoeren slangen werpen zich op eerlike
mannen het gezin wankelt de fabriek wankelt
de eer wankelt ligt er
alle begrippen vallen
Halt!

[...]

Ook in deze vorm gaat het er vurig toe, maar van Ostaijen wilde kennelijk de vuurfakkels zien flitsen. En daarom liet hij de drukker er dit van maken:




De manier waarop in dit gedicht klanken en bewegingen zijn verwoord nodigt uit tot een dynamische vertolking. Het is dan ook vaak met schetterende begeleiding op het podium gebracht, en menigeen heeft het woordbeeld verlevendigd met animatie (Klik hier voor een voorbeeld). Maar de vaart, het spel met de woordfakkels, de abrupte overgang van fanfare naar maatschappijkritiek, men ondergaat het allemaal zeker zo intens bij het alleen maar lezen. Van Ostaijen heeft de middelen gevonden die voor de lezer van zijn poëzie het geluid overbodig maken. Àlles is bij hem leesbaar geworden.


We gaan allemáál zeggen wat we denken!


In ons politieke huis rinkelen weer eens de ruiten. En opnieuw komt het rumoer van de rechter zijde. De vorig jaar nog zo eenzame Geert Wilders heeft daar gezelschap gekregen van een achtkoppig achtergrondkoortje, waardoor zijn blafferig geluid aanmerkelijk meer body heeft. En net als tijdens de episode-Fortuyn weet onze politieke elite niet wat te doen. Ze constateert slechts verschrikt dat iedere keer als Wilders een nummertje maakt dat door 'het volk' luidkeels wordt toegejuicht. Op de door opiniepeilers aangeleverde hitlijsten beheerst hij moeiteloos de Top-10.


Natuurlijk, het kan nog blijken dat de PVV, zoals de LPF, geen lang leven beschoren is. Mannen als Fortuyn en Wilders zijn typische solisten en hebben vaak de daarbij passende kapsones. Scheuringen in hun organisatie - als die er al is - zijn daarom schering en inslag.
We moeten er maar niet op gokken. Vergeleken met de 'goddelijke kale' is de blaffende blonde een stuk radicaler, vulgairder en daardoor gevaarlijker. Waar Fortuyn nog ageerde tegen de 'linkse kerk' en de democratie wilde 'herstellen' door de hogepriesters daarvan af te zetten, daar richt Wilders zijn pijlen op het héle politieke establishment, omdat alle gevestigde partijen niet langer 'de wil van het volk' zouden vertolken. En accepteerde de eerste de aanwezigheid van allochtonen nog als een gegeven feit, voor Wilders staat het vast dat zij met hun godsdienst en hun hele hebben en houen uit het land dienen te verdwijnen. Zijn aanvallen op minderheden bestaan zowel uit generalisaties, waarin b.v. àlle islamieten in de fundamentalistische hoek worden gezet, als uit beshuldigingen tegen met name genoemde personen, die (ten onrechte) als bewijsmateriaal worden gebruikt om twijfel te zaaien aan de loyaliteit van de groep waaruit zij voortkomen.


Mensen, gewend door nadenken nuances in hun overtuiging aan te brengen, hebben het maar moeilijk met dit soort debaters. De argumenten van hoofd en hart overstemmen nauwelijks oprispingen uit de onderbuik: negen boerende en scheten latende individuen onder het publiek maken van iedere beschaafde spreker een lachertje. Sterker nog: noem je het geluid dat zij voortbrengen bij zijn ware naam, dan wordt dat in je nadeel gebruikt, want het zou getuigen van minachting van 'het volk' dat nu eenmaal zijn eigen taal heeft. Wilders c.s. bekennen zich tot de klare taal, waarin gezegd wordt wat men denkt. Dus als men vindt dat de islamitische religie en cultuur 'minderwaardig' zijn, dan zegt men dat en wordt vervolgens door het lawaai dat men erbij maakt ervan overtuigd dat dit de waarheid is, de volle en de enige waarheid. De enige 'klare taal' is voor deze lieden die waarin hùn mening (= hùn gelijk) wordt verkondigd. Wat een ander daar tegen in probeert te brengen is bij voorbaat niet waar en dus geen 'klare taal'.


Op dit type in zichzelf besloten redeneringen krijgt je nauwelijks vat. Het heeft geen zin om op vriendelijk blijvende toon in te gaan tegen elk onderdeel ervan. Nog minder bereik je met terugschelden, want daarin zijn de klaretalers je per definitie de baas. En op de achterhand hebben zij een argument paraat dat in een democratie beslissend lijkt: 'het volk' is het met hen eens, kijk maar naar de laatste opiniepeiling.


Wat te doen? Ik zou zeggen: om te beginnen onszelf blijven en niet in paniek raken. We moeten maar als feit aanvaarden dat we moelijke tijden doormaken, waarin weinig zekerheden onbetwijfeld blijven. Dat zal nog wel een halve eeuw zo doorgaan. Onze beschaving, hoe 'dominant' ook, zal daardoor veranderen, maar in haar wezen niet aangetast worden. Ten onrechte gebruiken we de versregel van Lucebert: Alles van waarde is weerloos als rechtvaardiging voor de angst dat onze cultuur op vallen staat. Ja zeker, er is gevaar, maar we zijn niet weerloos. De confrontatie met het gevulgariseerde fundamentalisme van zowel extreme moslims als van vooral ultra-rechtse groepen uit eigen kring zal in ieder geval zweet en tranen maar waarschijnlijk ook heel wat bloed kosten. Beide komen zij voort uit een paradoxaal maar explosief mengsel van superioriteits- en minderwaardigheidsgevoelens: voor jezelf weten dat je de beste bent, maar dat anderen dat niet willen erkennen maakt grijpen naar geweld verleidelijk. Beschadiging van onze beschaving is te verwachten van Al Qaida èn van de PVV.

Er zijn heel wat mensen die dat denken. Het wordt dus tijd dat we het gaan zeggen. Ook wij dienen klare taal te gebruiken, en dat kunnen we, want we beschikken over zeer beschaafde maar duidelijke woorden om ons punt te maken:
racisme en dictatuur. Wilders marcheert misschien (nog) niet af op de verheffing van een Herrenrasse, maar met zijn hameren op de 'dominantie' van wat hij de Westerse beschaving noemt, komt hij dicht in de buurt van een Herrenkultur. Zonder Het Dagboek van Anne Frank uit de kast te halen of op een andere wijze verband te leggen met nazisme en fascisme kunnen we in ronde woorden aangeven dat het hier gaat om een poging het ongelijkheidsprincipe tot grondslag van onze sociaal-culturele en politieke verhoudingen te maken. Je kunt op vijf vingers natellen dat dit een racistische maatschappij oplevert, die per definitie niet meer democratisch, laat staan rechtstatelijk zal zijn. Wat Wilders wil is in feite een eigen, geseculariseerde versie van de sharia.

Dit zo maar zeggen zal niet alle kiezers van de PVV overtuigen. Het blijft teveel taal van en voor een politieke
incrowd. Maar er is wel degelijk een methode om het over het voetlicht te brengen. Men zou met Wilders op een socratische manier moeten debateren, d.w.z. serieus nemen wat hij zegt en dan doorvragen op de consequenties daarvan. Als hij aan de orde stelt dat de Moslims ons land dienen te verlaten, helpt het blijkbaar weinig om op de onrechtvaardigheid of ongrondwettigheid van dit programmapunt te wijzen, maar men maakt wel een heleboel duidelijk door de simpele vraag naar de uitvoerbaarheid ervan: welke maatregelen moeten worden genomen?; hoeveel drang en dwang wordt daarbij ingecalculeerd?; welke macht moet aan autoriteiten en instellingen worden gegeven om 'op te treden'?. Bij de beantwoording van deze vragen zal blijken dat een dergelijk voornemen alleen uitvoerbaar is binnen de settings van een tamelijk autoritaire staat. Gaat de koers op één punt in die richting, dan zullen andere volgen: waarom niet streng optreden tegen àlle 'afwijkingen', ook tegen die van 'gewone' burgers?

Gewoonlijk zijn gevolgen als deze door agitators nauwelijks voorzien: zeggen wat je denkt is vaak schreeuwen wat je te binnen schiet. Om niet in dezelfde kuil te vallen, zullen wij ook op een positieve manier de problemen aan moeten pakken. Onafhankelijk van de bestrijding van racisme en dictatoriale neigingen zullen we moeten werken aan het ontwerpen en opbouwen van een maatschappij waarin we als gelijken prettig en voordelig met elkaar kunnen leven, werken en liefhebben, zoals Karin Adelmund het placht te zeggen. Uitgangspunt moet daarbij zijn dat we het zullen moeten en zullen doen met al degenen die al binnen onze grenzen zijn, en met de velen die nog zullen komen: de multiculturele samenleving is een realiteit, de enige vraag is of we er iets zinnigs van kunnen maken. Zonder dralen moet daarom gewerkt worden aan maatregelen die een
feitelijke gelijkwaardigheid tussen alle geledingen mogelijk maken, en moeten vooral die practische initiatieven, ook kleinschalige, worden ondersteund die de dagelijkse contacten tussen mensen en groepen van mensen verbeteren. Clubjes die samenkomen, al is het maar om koffie te drinken, zijn (subsidie-)goud waard. Er zou veel gewonnen zijn als we 'integratie' en 'inburgering' uit de verstikkende sfeer van 'stappenplannen' en 'burgerschapstests' konden halen.

Wat de dag van morgen betreft: men zou Wilders eens moeten ondervragen over het lidmaatschap van zijn partij: staat dat open voor mensen met twee paspoorten?; kunnen die functies bekleden of zich verkiesbaar stellen voor de Kamers?; en Moslims met één paspoort, zijn ze welkom in de PVV?. Als op deze vragen ontkennend wordt geantwoord, gaan wí'j natuurlijk niet dicrimineren: aan de SGP is de rijkssubsidie ontnomen vanwege discriminatie op sexe, dus zal nu hetzelfde met de PVV moeten gebeuren wegens discriminatie op religie en afkomst. Het lijkt een mooie casus om de dialoog met de geachte afgevaardigde Wilders te beginnen.

woensdag 7 maart 2007

Hoor en lees, lees en hoor

Jules Deelder

Jaren geleden vond ik in De Groene het verslag van een discussie tussen slam-dichters en collega's die het bij het schríjven van gedichten hielden. De laatsten kwamen met het verwijt dat van teksten die met veel theatrale omslag ten gehore werden gebracht zo 'weinig overbleef', als je ze later làs. Het heeft me toen verbaasd dat de performers niet riposteerden dat je van een voordracht uit een traditionele bundel niets kon volgen zonder tekst op schoot. Dan was de eenzijdigheid van zowel de hoor- als de lees-poëzie wat eerlijker belicht.
Dit schoot me weer te binnen, toen ik oor- en ooggetuige was van het literaire circus Saint Amour dat onlangs de Amsterdamse Stadsschouwburg aandeed. De enige van de optredende literatoren die men met de slamscene zou kunnen associëren, was Jules Deelder en hij mocht de avond dan ook openen met het onverhoeds opzeggen van zijn 'kutgedicht'. Dat sloeg in die deftige zaal wel aan, maar al bij het lézen van de eerste strofe blijkt het niet meer dan een handig woordenlijstje:

O kut

O snee
O pruim
O spleet
O gleuf
O naad
O klier
O reet

En zo komen er nog dertien. Deelder verscheen later opnieuw en deed toen o.a. wat serieuzer, meer doorwerkte gedichten. Toen bleek dat hij behoorlijk cerebraal kan zijn, en op dat moment miste ik een tekstblad. Een paar dagen later had ik daarentegen behoefte aan zijn stem. Ik las toen zijn vrij lange gedicht 'De hardnekkige Samaritaan', dat fonetisch in een soort Roterdams is opgeschreven:

Wat mij laatst gebeur...

Leggik erges langs de weg
erges me roes uit te slape
worrik wakker gemaakt door
'n halleve zool op een paard
die vraag ovviket koud hep?
Ik zeg: vent krijg de dood-
straf met je koud mafkees
rot naar je familiegraf
doet mij een lol maar die
gozer verstame verkeerd
want die scheur in ene ze
jas doormidde en wil de

helleft an mijn geve...!

[...]

De scherpe, altijd wat querulanterig klinkende stem van Deelder ging automatisch in mijn hoofd tetteren, toen ik dit las. Zij gaf aan het gedicht de passende ambiance: een duistere kroeg waarin een niet geheel frisse zwerver luidkeels zijn opdringerige woordje doet, zoiets als het barretje in de film The Barfly naar een scenario van Charles Bukowski. Het verhaal eindigt met moord en doodslag als de moderne St. Maarten de verteller zijn logeerbed aanbiedt en aan hem gaat 'sjorre'; dit wordt gezien als een aanranding door een 'vieze stinkpoot'. die vervolgens onder de slagen van een steen het leven laat. De verteller beklaagt zich in de laatste regels bitter over de onveiligheid van vandaag de dag met al/dat gajes langs de straat...
Of 'De hardnekkige Samaritaan' het als 'lees-gedicht' uithoudt, vind ik moeilijk uit te maken: mijn plezier erin wordt voor een belangrijk deel bepaald door mijn verse herinnering aan Deelders geluid; wat er zonder dat aan tekst overblijft kan ik niet meer bepalen. Laten we voorlopig het erop houden dat 'horen' een essentiële rol kan spelen bij het genieten van een gedicht.

Dit werd in het Amsterdamse circus in negatieve zin bevestigd door twee andere dichters. Judith Herzberg las uit haar 27 Liefdesliedjes, een bewerking van het bijbelse Hooglied die zij in 1971 schreef voor een IKON-jeugdprogramma. Het is jonge poëzie, gemaakt voor jonge mensen:

Terwijl je me aanraakt
mijn zusje mijn bruid
zo lief als je doet
is het net of er wijn
door mijn lichaam vloeit.
Honing druipt van je lippen
je mond is van binnen zo zoet.

Als heuvels vol kruiden
zo geuren je kleren
o zoetigheid als je me aanraakt.


Ik herinner me vaag eertijds het IKON-programma gezien te hebben, en het staat me bij hoe kleurig en uitbundig het was. Het helpt dan niet echt de gedichten nu te horen voorlezen door een dame op leeftijd met een wat aarzelende stem. Ze had beter een andere keuze kunnen maken voor haar optreden, want in haar werk zijn genoeg gedichten te vinden die van en voor alle leeftijden zijn. Zoals dit uit 1992:

Eerst komt het wachten, het verheugen,
leunend tegen lage muurtjes,

dan komt het voorgevoel van
hoe-nu-verder

daarna het hoe-nu-verder
zelf.


Ook de Vlaamse dichter Leonard Nolens is bekend om zijn liefdespoëzie. Hij las er een aantal voorbeelden van; geen gemakkelijke verzen, zoals dit uit Een fractie van een kus uit 2007:

Liefde, hoe
Gierig, hoe bleek, hoe mager
Ben je vandaag, ik kijk los
Door je heen.
Hoe pover, hoe schamel, hoe moe
Gevochten liggen je kleren
Van ons met elkaar in de knoop
Op de vloer. En hoe schraal is je praat
Van ons in dat dun en broos bed.
[...]

Het werd allemaal gebracht met vlakke stem, zonder veel nuances in de toonkleur. Pas bij lezing werd me duidelijk hoe prachtig deze gedichten zijn waarin verstand en emotie gelijkelijk betrokken zijn bij het omspelen van het mysterie.