woensdag 7 maart 2007

Hoor en lees, lees en hoor

Jules Deelder

Jaren geleden vond ik in De Groene het verslag van een discussie tussen slam-dichters en collega's die het bij het schríjven van gedichten hielden. De laatsten kwamen met het verwijt dat van teksten die met veel theatrale omslag ten gehore werden gebracht zo 'weinig overbleef', als je ze later làs. Het heeft me toen verbaasd dat de performers niet riposteerden dat je van een voordracht uit een traditionele bundel niets kon volgen zonder tekst op schoot. Dan was de eenzijdigheid van zowel de hoor- als de lees-poëzie wat eerlijker belicht.
Dit schoot me weer te binnen, toen ik oor- en ooggetuige was van het literaire circus Saint Amour dat onlangs de Amsterdamse Stadsschouwburg aandeed. De enige van de optredende literatoren die men met de slamscene zou kunnen associëren, was Jules Deelder en hij mocht de avond dan ook openen met het onverhoeds opzeggen van zijn 'kutgedicht'. Dat sloeg in die deftige zaal wel aan, maar al bij het lézen van de eerste strofe blijkt het niet meer dan een handig woordenlijstje:

O kut

O snee
O pruim
O spleet
O gleuf
O naad
O klier
O reet

En zo komen er nog dertien. Deelder verscheen later opnieuw en deed toen o.a. wat serieuzer, meer doorwerkte gedichten. Toen bleek dat hij behoorlijk cerebraal kan zijn, en op dat moment miste ik een tekstblad. Een paar dagen later had ik daarentegen behoefte aan zijn stem. Ik las toen zijn vrij lange gedicht 'De hardnekkige Samaritaan', dat fonetisch in een soort Roterdams is opgeschreven:

Wat mij laatst gebeur...

Leggik erges langs de weg
erges me roes uit te slape
worrik wakker gemaakt door
'n halleve zool op een paard
die vraag ovviket koud hep?
Ik zeg: vent krijg de dood-
straf met je koud mafkees
rot naar je familiegraf
doet mij een lol maar die
gozer verstame verkeerd
want die scheur in ene ze
jas doormidde en wil de

helleft an mijn geve...!

[...]

De scherpe, altijd wat querulanterig klinkende stem van Deelder ging automatisch in mijn hoofd tetteren, toen ik dit las. Zij gaf aan het gedicht de passende ambiance: een duistere kroeg waarin een niet geheel frisse zwerver luidkeels zijn opdringerige woordje doet, zoiets als het barretje in de film The Barfly naar een scenario van Charles Bukowski. Het verhaal eindigt met moord en doodslag als de moderne St. Maarten de verteller zijn logeerbed aanbiedt en aan hem gaat 'sjorre'; dit wordt gezien als een aanranding door een 'vieze stinkpoot'. die vervolgens onder de slagen van een steen het leven laat. De verteller beklaagt zich in de laatste regels bitter over de onveiligheid van vandaag de dag met al/dat gajes langs de straat...
Of 'De hardnekkige Samaritaan' het als 'lees-gedicht' uithoudt, vind ik moeilijk uit te maken: mijn plezier erin wordt voor een belangrijk deel bepaald door mijn verse herinnering aan Deelders geluid; wat er zonder dat aan tekst overblijft kan ik niet meer bepalen. Laten we voorlopig het erop houden dat 'horen' een essentiële rol kan spelen bij het genieten van een gedicht.

Dit werd in het Amsterdamse circus in negatieve zin bevestigd door twee andere dichters. Judith Herzberg las uit haar 27 Liefdesliedjes, een bewerking van het bijbelse Hooglied die zij in 1971 schreef voor een IKON-jeugdprogramma. Het is jonge poëzie, gemaakt voor jonge mensen:

Terwijl je me aanraakt
mijn zusje mijn bruid
zo lief als je doet
is het net of er wijn
door mijn lichaam vloeit.
Honing druipt van je lippen
je mond is van binnen zo zoet.

Als heuvels vol kruiden
zo geuren je kleren
o zoetigheid als je me aanraakt.


Ik herinner me vaag eertijds het IKON-programma gezien te hebben, en het staat me bij hoe kleurig en uitbundig het was. Het helpt dan niet echt de gedichten nu te horen voorlezen door een dame op leeftijd met een wat aarzelende stem. Ze had beter een andere keuze kunnen maken voor haar optreden, want in haar werk zijn genoeg gedichten te vinden die van en voor alle leeftijden zijn. Zoals dit uit 1992:

Eerst komt het wachten, het verheugen,
leunend tegen lage muurtjes,

dan komt het voorgevoel van
hoe-nu-verder

daarna het hoe-nu-verder
zelf.


Ook de Vlaamse dichter Leonard Nolens is bekend om zijn liefdespoëzie. Hij las er een aantal voorbeelden van; geen gemakkelijke verzen, zoals dit uit Een fractie van een kus uit 2007:

Liefde, hoe
Gierig, hoe bleek, hoe mager
Ben je vandaag, ik kijk los
Door je heen.
Hoe pover, hoe schamel, hoe moe
Gevochten liggen je kleren
Van ons met elkaar in de knoop
Op de vloer. En hoe schraal is je praat
Van ons in dat dun en broos bed.
[...]

Het werd allemaal gebracht met vlakke stem, zonder veel nuances in de toonkleur. Pas bij lezing werd me duidelijk hoe prachtig deze gedichten zijn waarin verstand en emotie gelijkelijk betrokken zijn bij het omspelen van het mysterie.

Geen opmerkingen: