woensdag 16 mei 2007

Gelovig blijven

Hier baden mijn oma en mijn moeder
tot Onze Lieve Vrouw

Begin je over 'het geloof', dan ben je er niet in één keer vanaf. Op mijn vorig bericht reageerden twee goede vrienden met opmerkingen die tot een vervolg noden. Jan Verhoeven benadrukt het belang van respect voor de gelovig blijvende medemens; Jan Noort maakt in het verhaal van zij gang door de geloven duidelijk dat je meer dan één keer met lege handen kunt komen te staan. Ondertussen is ook Anja Meulenbelt, op wier weblog dit gesprek over 'geloofsafval' is begonnen, nog met het onderwerp bezig: zij plaatst een gedicht van Herman de Coninck, die wat minder verhullend met zijn moeder omging dan ik heb gedaan. Ik blijf er over nadenken en dus schrijven. Ik probeer me vandaag te verplaatsen in de geest van wie gelovig zijn gebleven.

Een 'hoopje moeder', bleef er over, toen Herman de Coninck had bekend dat hij niet meer geloofde. Mezelf zijn blijkt een radicale methode/om pijn te doen, zo vat hij het intermenselijk aspect van 'geloofsafval' samen: het is een individuele daad van zelfbevestiging, maar die doet je naasten op hun grondvesten schudden. Moeder de Coninck verloor haar zoon ('Nu zit ik met twee doden.') en zag daarmee de laatste glans uit haar leven verdwijnen: zo waren moeders, toen God nog niet uit Yorwerd was verdwenen ...

En zo zijn ze nog, zolang zijn aanwezigheid in Slotervaart en Staphorst als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Voor de een moge hij Allah heten, door de ander met Here worden aangesproken, voor islamieten en gristenen is hij het richtsnoer van het leven, het bindmiddel van de gemeenschap, de redder uit de nood. Wie leiding geeft doet dat in zijn naam, en heeft er voor te zorgen dat geen 'afgoden' de gelovigen van het grote doel afleiden. Dat is in die sfeer de uitleg van 'de boel bij elkaar houden'.

In mijn hart ben ik er dankbaar voor dat ook mijn moeder zo nog heeft kunnen leven. Geteisterd als zij was door ongeluk en tegenslagen zou zij het moeilijk zonder dit houvast volgehouden hebben. Ieder nieuw onheil of de verwachting daarvan deed haar naar jas, hoed en rozenkrans grijpen om in de kapel van Onze Lieve Vrouw lang en heftig om uitkomst te bidden. Zij had dat van haar moeder, die vlak naast de kapel woonde en daar minstens eenmaal daags haar gebeden zei. Naïef, kwezelachtig zelfs? Men mag het zo noemen maar een feit was dat deze vrouwen hier de kracht vandaan haalden waarmee zij hun huishouden op de been hielden en hun kinderen groot brachten. De moeder van God stond garant voor de belofte dat uiteindelijk alles tòch goed zou komen, verbeeldde dus het perspectief dat mensen nodig hebben om harde tijden te overleven.

De monotheïstische godsdiensten zijn alle ontstaan en ontwikkeld in de barre omstandigheden van woestijnvolken die niet zonder overlevingsstrategie konden. Mozes, Christus en Mohammed hebben die in telkens aangepaste vorm aangegeven. Wat zij hun mensen wisten duidelijk te maken was dat alle moeite en labeur tot resultaat zou leiden, dat er vooruitgang zou zijn, en beloning, al was dat laatste iets voor de andere zijde van de levenshorizon. De religie leverde een systeem van waarden met behulp waarvan mensen konden omschrijven wat voor hen 'geluk' betekenden, en reikte een set normen aan waarmee men aan het werk kon om dat geluk te realiseren. Mensen hebben zich niet alleen aan die waarden en normen onderworpen, maar ze ook telkens aangepast aan veranderende omstandigheden. Godsdiensten zijn in de practijk nooit rigide, monolithische stelsels geweest, maar routebeschrijvingen waarin vaak nieuwe wegen ter plekke moesten worden ingetekend.

Ook in de leefwereld van mijn moeder deden zich die veranderingen voor en van vele zag ze de logica in: dat haar dochters meer van hun lichaam lieten zien dan zij gewend was aanvaardde ze zonder veel verzet; als de HH geestelijken daarover bars bleven preken, vond ze dat onzin. Godsdienst is altijd meer
van het volk geweest dan door moderne bestrijders is verondersteld. De macht van pastoors, imams en ayatolla's, die meenden dat zij voor het volk moesten denken, is minder groot geweest dan hun indrukwekkende tractaten doen vermoeden. Juist het aantal en de heftigheid van hun decreten en fatwah's tonen aan dat 'gewone mensen' altijd verdomd eigen-wijs zijn geweest.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat èchte vromen niet vooraan staan, als het om maatschappijkritiek en -verandering gaat. Zij zijn niet direct geneigd om de
antwoorden af te wijzen die hun traditie levert. Zij hebben niet de idee dat zij steeds opnieuw kritisch en diepgaand moeten nadenken over wat mensen zijn, wat ze drijft en wat ze anders zouden moeten doen, zoals Remko van Broekhoven de taak van de filosoof omschrijft. Dat is de houding die veel 'moderne' tijdgenoten zeggen aan te nemen, maar hoe diepgaand hun vragen zijn valt nog te bezien. Dat twijfel voor hen een waarde is en dus bijdraagt tot hun geluk staat buiten kijf. Ze zouden het anderen moeten gunnen dat zij hun geluk meer in zekerheden zoeken.

De column Wat is een filosoof? van Remko van Broekhoven
verscheen
op 3 mei op de website Konfrontatie Digitaal
Jan Verhoeven schrijft over dit onderwerp ook op zijn
weblog Taal en Teken

1 opmerking:

Jan Verhoeven zei

Gerard je eindigt met:

Dat twijfel voor hen een waarde is en dus bijdraagt tot hun geluk staat buiten kijf. Ze zouden het anderen moeten gunnen dat zij hun geluk meer in zekerheden zoeken.

Er spreekt mildheid uit je tekst. Kritische mildheid. Ik kreeg een brok in mijn keel. Weet niet waarom maar misschien omdat een dergelijke mildheid vandaag helaas zo weinig meer klinkt.

Zelf heb ik de ervaring dat, om tot een gesprek te komen, er van beide zijden de bereidheid tot enige reflectie nodig is.

En wat nu als de ander die reflectie niet wil of kan opbrengen?

Dan laat je die ander in zijn waarde en gaat op zondag naar opoe en gaat mee in haar belevingswereld.

Daar wordt een mens ook niet slechter van. En misschien leer je daar wel iets wat je op geen andere manier kunt leren.

Wat dat iets is laat ik graag aan de fantasie van de lezer over.