vrijdag 4 mei 2007

Het heeft bewogen....


Josef Cantré

Nog liever dan naar foto's kijk ik naar de plaatjes in mijn hoofd.
Daarmee puzzel ik mijn herinneringen bij elkaar.
Compleet met gaten, dus meer zeggend over nu
dan over de tijd van toen.
Ze leveren een gedateerd zelfportret, een collage van
in elkaar overvloeiende beelden
van de jonge man die ik denk te zijn geweest,
en van de oudere die ik nu word geacht te zijn.

Zo gaat het met herinneringen...

[1]

De 'zestiger jaren' overvielen me, toen ik al te oud was om ze ten volle te genieten. Toen ze rond 1965 ècht begonen, was ik al leraar, trouwde ik en kwamen er kinderen. Er was van alles aan de hand: de Mammoetwet zat eraan te komen en in onze school vergaderden en ruzieden we ons naar een fusie met twee ULO's en naar een 'heterogene' brugklas. Ik raakte betrokken bij een project van het Polemologisch Instituut in Groningen en probeerde de academische maar 'kritische' teksten van Ben ter Veer uit te leggen aan de nakomelingen van de liberale elite van Voorburg. Vanuit de Dalton-beginselen en eigen ervaring waagde ik me aan projectonderwijs.

Maar in deze 'grote verhalen' speelde zich het wezenlijke niet af. Achteraf bezien was het belangrijker dat ik nog een stropdas droeg maar wel al een 'raar' jasje; dat we twijfelden of we iedere zondag naar de kerk moesten; en dat ik een baard liet staan die na drie maanden weer werd afgeschoren. Ik zat in een tussenfase, net als een van mijn latere vrienden die trouwde met een enorme hoge hoed en een spaarzaam sikje. Die gespletenheid maakte me knap onzeker: ik deed mijn stropdas af maar voelde me nog lang als een papoea zonder peniskoker; in mijn kast heeft nog jaren een rij snelbinders aan een draad gehangen. Gek eigenlijk dat het besluit om uit de kerk te stappen me geen seconde heeft bezwaard en dat mijn misaal nooit is teruggevonden.

Veel later las ik deze regels van Ida Gerhardt:
..... het heeft bewogen,
het kondigt zich aan.
Daarin vond ik de belofte van die jaren terug: er was iets nieuws op komst.


[2]

In 1971 werd ik met een aantal anderen 'ontdekt' door Ben Evers. Hij vond dat we 'lekker bezig' waren en dus thuishoorden bij School en Wereld/Operatie Injectie. We kregen een taak: doorgaan met wat we deden, maar nu tegen vergoeding van wat lesvrije uren ('taakuren' in onderwijstaal).Van Ben en Rolf Schmidt leerden we dat we deel waren van een beweging, een min of meer bewuste groepering van mensen die via onderwijs en vorming de wereld zo wilden veranderen dat iedereen bewust subject van zijn eigen geschiedenis zou worden. Mondiale vorming noemden we dat, en het bleek er op neer te komen dat we zowel nieuwe onderwerpen (Derde Wereld, Oorlog en Vrede, Milieu) als nieuwe onderwijsvormen (projectonderwijs) dienden te introduceren.

Zo ontstond de Experimenteerurengroep, en inderdaad: wij experimenteerden lustig voort. Maar ons werk kreeg twee nieuwe dimensies: we konden terugvallen op een groep van gelijkgezinden, en wat we deden in de eigen school moest worden 'overgedragen' naar het totale onderwijs. Die opdracht voerde ons binnen in de wereld van het politieke spel rond subsidie-aanvragen, projectverslagem, evaluaties en integratieplannen. We werden tot het middel meegezogen in wat Rolf 'de pudding' noemde, het verraderlijk domein van de grote, vervreemdend en vooral verkokerde 'instituten'. We hadden het soms al niet gemakkelijk met de bezorgde en sceptische blikken van collega's en schoollediders, voortaan keek ook de Minister zelf over onze schouder mee. Gelukkig waren er Ben en vooral Rolf om de 'strategische' aspecten in de gaten te houden.

Veel intenser was de ervaring van het ontluikende groepsgevoel. Er vormde zich een kern die veel en regelmatig bijeenkwam: Ben en Rolf, Adri Maat, Frans Dumaine, Anneke Fokker, Hans van der Kwaak, George Lengkeek en ik. Soms schoof Vincent Hendrikx aan, de man met de grote tas waaruit hij als het uitkwam kleine boekjes opdiepte en je vroeg: "Heb je dìt gelezen?'. Ben maakte van ons een Boekgroep om op te schrijven wat wij deden en welke conclusies daaruit te trekken vielen. Daaraan waren we nog niet toe: voorlopig was het proces belangrijker dan het product. Het 'boek' kwam er wel: een ruwe opzet van verslagen met tussengevoegde ontboezemingen van Ben, dat nooit verder kwam dan een aantal getikte doorslagen. Pas bij Ben's tachtigste verjaardag in een kleine oplage verspreid.

We waren geen koele observatoren of begeleiders van experimenten, we maakten er zelf deel van uit. In feite experimenteerden we vooral met onszelf. En dat deden we niet alleen in de school maar ook in ons privé-bestaan. In die jaren werd vooral door het feminisme het persoonlijke politiek gemaakt, maar ook het omgekeerde gold: maatschappelijke vernieuwingen werden een persoonlijke zaak. Dus we deden alles tegelijk: we studeerden op 'mondiale vraagstukken', probeerden aansluiting te vinden bij wat jongeren bezighield, zochten een gelijkwaardiger relatie met onze leerlingen (en eigen kinderen), stelden onze huizen open voor activiteiten van leerlingen en 'alternatieven' groepen, dus ook voor elkaar. George en Ellen Lengkeek werkten thuis in en met een religieuze basisgroep die een nieuwe vorm van geloofsbeleving probeerde te vinden; George was daarnaast actief in een groep dienstweigeraars die van zijn leerlingen uitging. Ik hield met mijn vrouw iedere week open huis voor leerlingen die acties planden maar vooral uitzochten hoe zij tot een relatie met elkaar en met 'de wereld' konden komen.

Het greep allemaal diep in in onze dagelijkse werkelijkheid, en het kon niet anders of onze partners raakten bij de groep betrokken. Zo kwam Ellen in beeld, en Erica Schmidt en Piet Fokker. Dat bracht nieuwe, vaak zeer persoonlijke verhalen: Erica en Rolf werkten aan een peuterspeelzaal, gerund door ouders; Anneke en Piet brachten in de groep hun kinderwens ter sprake; bij Frans thuis hebben we ons heftig met elkaar gemeten over de vraag welke plaats kerk en religie in ons leven hadden (gehad).

Ons nageslacht, dat in leeftijd reikte van peuter tot puber, manifesteerde zich tijdens het familieweekend in de herfst van 1974 in en om het Koetshuis van 'Spaarnberg' in Santpoort. Bijna drie dagen vormden we een alternatieve gemeenschap waarin de ouders praatten over het werk en zichzelf aan de hand van het thema 'Geweld', en de kinderen zich voornamelijk uitleefden in de loverrijke omgeving. Stadsjongens kregen de beschikking over hoge bomen en een touw en evolueerden prompt tot slingerapen. Jongedames werden boezemvriendinnen en liepen met de armen stevig om elkaars middel kwetterend langs de paden. De hoofdrol werd opgeëist door een klein wit poedeltje met een ongebreidelde behoefte aan modderplassen. De 'viese hont' die dit opleverde moet, afgaande op later gemaakte tekeningen, in de kindergeheugens zijn ingebrand.

We hebben toen veel van onszelf laten zien. Ben legde uit waarom hij alleen was gekomen: Riet en hij hadden besloten hun acties van elkaar gescheiden te houden; ik betreurde dat niet te hebben gedaan, want ik was juist aan een èchtscheiding begonnen. Toen we de jeugd wat vraagjes voorlegden over geweld, kwam er een verbazingwekkend antwoord: kinderen mochten elkáár niet slaan, maar een tikje van de ouders ('niet te hard, hoor') was aanvaardbaar.

Op de laatste avond was er kampvuur. Wat hebben ze gesleept met takken en oude rommel om het zo groot mogelijk te maken. Wat speelden de vlammen een vrolijk spel toen het donker was. En hoe smaakten de gepofte kastanjes en het gegrilde vlees. Boven alles de maan tegen een blauwe lucht met hier en daar een wolkenflard....

Drieëndertig jaar na dato word ik er nog romantisch van, herdroom ik de droom.


[3]

Dat weekend was een 'utopisch moment', zo'n ogenblik waarop je beseft: het kan dus toch. Je hebt een dergelijk teken nodig om te weten dat je in de goede richting gaat. Want een groep wereldverbeteraars heeft daaraan genoeg en kan dan verder zonder gedetailleerd reisplan. Zoals Freek de Jonge zegt: je moet alleen met elkaar op pad gaan als je samen nergens naar toe gaat; want dan kun je niet verdwalen en hoef je dus ook niet bang te zijn.

Ook na drie decennia zie ik de jaren van de Experimenteerurengroep als een aaneenschakeling van dergelijke momenten. Iedere keer als je elkaar gezien en gesproken had, ging je opgewekt naar huis, in staat om er weer volop tegen aan te gaan. Je stond voortdurend strak, met je ene been in de 'pudding', met je andere in je utopie. En je had dus vaak pijn in het kruis. Die spanning viel even weg als je vrijuit met je maten kon spreken over wat je gezamenlijk beoogde en wat daarvan in ieders eiegen situatie was waar te maken. Want je had je eigen besluiten te nemen, de groep besloot slechts om weer bij elkaar te komen. Rolf noemde dat een 'anarchistische manier van werken', en inderdaad: je bleef eigen baas. Maar samen voelde je je als de Titaantjes van Nescio: aardige jongens (en meisjes), die de wereld aankonden. We waren aardig, omdat we elkaar aardig vonden; we konden de wereld aan, omdat we als Nescio's helden de tijd namen om te 'filosoferen tegen het hek van het Oosterpark'.

Wij participeerden in een 'beweging' van een menigte mensen die we kenden, en een nog grotere die we niet kenden, maar die allemaal 'lekker bezig' waren. Je kwam ze tegen en schoof bij ze aan. Wat in de jaren rond 1965 begon duidelijk te worden was dat een grote groep mensen een ontwikkeling doormaakte die hun leven ingrijpend zou vernieuwen. Dat die groep ontstond, groeide en is doorgegaan tot heden is de grote winst van die periode. Het is de fundamentele verandering die we associëren met 'de zestiger jaren'. Dat is de basis waarop alle zichtbare veranderingen steunen: dat er in de school 'mondiale kwesties' aan de orde worden gesteld, dat in 'projecten' leerlingen hun eigen baan trekken, dat ontwikkelingssamenwerking een vaste waarde is geworden, dat het woord 'U' praktisch uit de omgangstaal is verdwenen.

Het lijkt erop dat in de nieuwe eeuw aan die verworvenheden wordt getornd. Maar ik kan nog steeds aanschuiven bij mensen bij wie ik me direct thuisvoel. Er is dus nog altijd een onderstroom en die komt beslist ergens weer boven.

Met dank aan Paul en Marjolein Lengkeek voor hun vragen.
Klik hier voor de tekstvan Freek de Jonge

Geen opmerkingen: